|
(Ga met de muis op een groene naam staan, dan ziet u de betekenis. Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 dan, opstappend* naar de provincie, ging* na drie dagen vanaf omhoog tot in .
[Commentaar]
2 En de hogepriesters en de voornaamsten onder de Joden maken* hem bovendien kenbaar tegen ° en zij riepen hem op,
3 een gunst tegen hem verzoekend, zodat hij hem tot in zou laten halen, een hinderlaag makend om hem onderweg uit de weg te ruimen. -
4 ° dan antwoordde inderdaad dat ° in bewaard moest worden, maar hijzelf stond op punt met snelheid uit te gaan.
5 "Dezen dan onder jullie," zegt hij met nadruk, "die macht hebben, samen afdalend*, indien er in de man iets onbehoorlijks is, laat hen hem beschuldigen!"
6 En niet meer dan acht of tien dagen onder hen vertoevend* - de volgende morgen afdalend tot in - zijnde gaan zitten* op het podium, beveelt* hij dat ° wordt voorgeleid*.
7 Bij zijn aankomst nu staan* de Joden, die afgedaald zijn vanaf , om hem heen en brengen vele zware tenlasteleggingen in, welke zij niet sterk genoeg waren om aan te tonen*. -
[Commentaar]
8 verdedigt: "Noch tegen de wet van de Joden, noch tegen de gewijde plaats, noch tegen de keizer zondigde ik iets."
9 ° nu, willend bij de Joden een gunst neer te plaatsen, zei antwoordend tot °: "Wil jij tot in omhoog gaan* om daar aangaande deze dingen door mij geoordeeld* te worden?"
10 Maar ° zei: "Ik sta op het podium van de keizer, waar het voor mij bindend is geoordeeld te worden. Ik heb de Joden geen enkel onrecht gedaan*, zoals ook u heel ideaal beseft!
[Commentaar]
11 Indien ik dan inderdaad onrecht doe en ik iets de dood waardig heb gehandeld, dan weiger ik het sterven niet. Maar indien er niets is van waarvan dezen mij beschuldigen, dan kan niemand mij aan hen als een gunst geven*. Ik roep de keizer aan!"
[Commentaar]
12 dan, samensprekend* met het raadscollege, antwoordde: "Jij hebt de keizer aangeroepen, naar de keizer zal jij gaan!"
13 Na het verstrijken van enige dagen nu, geraken* , de koning, en tot in , ° groetend*.
[Commentaar]
14 Als zij nu daar meerdere dagen vertoefden, legde ° aan de koning de zaak van ° voor, zeggend: "Er is een zeker man door nagelaten als gevangene,
15 aangaande wie bij mijn komst in de hogepriesters en de oudsten van de Joden kenbaar maakten*, een schuldigverklaring tegen hem verzoekend,
16 tot wie ik antwoordde dat het bij inen niet het gebruik is enig mens als gunst te geven, voordat de beschuldigde mag staan voor het gezicht van de beschuldigers, bovendien een plaats van verdediging in ontvangst mag nemen aangaande de aanklacht.
17 Bij hun samenkomen in deze plaats, dan, beveel* ik - geen enkele uitstel makend* - de volgende dag gezeten* zijnde op het podium, de man voor te leiden*,
18 aangaande wie de beschuldigers, staande, geen enkele reden brachten waarvan ik boosaardige dingen vermoedde.
19 Maar zij hadden enige vraagstukken aangaande de eigen religie tegen hem en aangaande een zekere , die gestorven was, van wie ° beweerde dat hij levend is.
20 Ik nu, geen raad wetende aangaande deze kwestie, zei of hij van plan mocht zijn tot in te gaan en daar aangaande deze zaak geoordeeld te worden.
21 Bij °' aanroepen* bewaard* te worden voor het onderzoek van de Eerbiedwaardige, beveel* ik hem bewaard te worden totdat ik hem naar de keizer zal opzenden."
22 nu zei tot : "Ik was van plan ook zelf de mens te horen*." "Morgen," zei hij met nadruk, "zal u hem horen."
[Commentaar]
23 De volgende morgen dan, bij de komst van ° en °, met veel uiterlijk vertoon, en binnenkomend in de audiëntiezaal, bovendien samen met hoofdmannen over duizend en de mannen van prominentie van de stad, werd ° op bevel* van ° voorgeleid.
[Commentaar]
24 En ° zegt met nadruk: ", koning!, en al de mannen die met ons aanwezig zijn, jullie aanschouwen deze man aangaande wie heel de menigte van de Joden bij mij pleitten, zowel in als in deze plaats, om hulp roepend dat het voor hem niet meer bindend is te leven!
[Commentaar]
25 Ik nu begreep dat hij niets de dood waardig heeft gehandeld, maar doordat deze zelf de Eerbiedwaardige aanroept*, oordeel* ik hem te zenden,
26 aangaande wie ik niets zeker te schrijven* heb aan de heer. Daarom leidde ik hem aan jullie voor en vooral aan u, koning , zodat door het vragend onderzoek plaatsvindend ik iets te schrijven zal hebben.
27 Want het dunkt mij onlogisch een gevangene te zenden en niet ook de redenen tegen hem aan te duiden*."
Terug
naar de
Naar Handelingen 26
|
|