|
(Ga met de muis op een groene naam staan, dan ziet u de betekenis. Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst. Klik op "Commentaar" en u krijgt een stukje tekst dat slaat op dit vers)
1 Toen nu werd geoordeeld dat wij weg zouden varen tot in °, leverden zij zowel ° als enige andere gedetineerden over aan een hoofdman over honderd, genaamd , van de legerafdeling Eerbiedwaardige.
[Commentaar]
2 Nu aan boord stappend* in een schip, dat op het punt stond te varen tot in plaatsen in °, voeren wij weg, samen met ons zijnde , een Macedoniër uit .
[Commentaar]
3 In de andere dag nu gingen wij aan land in . ° nu, ° op humane wijze bejegenend*, staat* hem toe, naar de vrienden gaande, verzorging ten deel te vallen.
4 En van daar wegvarend varen* wij in de luwte van °, vanwege het tegengesteld zijn* van de winden.
[Commentaar]
5 Bovendien de oceaan van zowel als doorvarend*, komen* wij aan land in in .
6 En daar, een Alexandrijns schip vindend, varend tot in °, doet de hoofdman over honderd ons er in stappen*.
[Commentaar]
7 En in aanzienlijke dagen traag varend en nauwelijks voorbij ° gerakend, de wind ons er niet heen laten gaande, varen* wij in de luwte van °, langs .
[Commentaar]
8 En er nauwelijks langs varend, kwamen we tot in een zekere plaats die Ideale Havens genoemd wordt, bij welke de stad nabij was.
9 En na het verstrijken van aanzienlijke tijd en de vaart reeds riskant zijnde, en omdat het vasten reeds voorbij gegaan was, raadde ° aan,
10 tot hen zeggend: "Mannen! Ik aanschouw dat de vaart op het punt staat met ongemak en veel verbeuring, niet alleen van de lading en van het schip, maar ook van onze °zielen, te zullen zijn."
11 Maar de hoofdman over honderd werd veeleer overreed door de stuurman en door de bevrachter dan door de dingen die door ° worden gezegd.
[Commentaar]
12 Omdat nu de haven ongeschikt was om te overwinteren, plaatste* de meerderheid de raad daar vandaan weg te varen*, om misschien tot in te mogen geraken* om te overwinteren* in de haven van °, uitkijkend naar het zuidwesten en naar het noordwesten.
[Commentaar]
13 De zuidenwind nu zacht waaiend*, menend* het voornemen gevat te hebben, het anker optillend*, voeren zij dicht langs °.
[Commentaar]
14 Maar na niet veel tijd werpt* een orkaanachtige wind haar, genaamd de
[Commentaar]
15 Het schip nu, meegesleept wordend en niet kunnend te loeven in de wind, gaf men het op en wij werden weggebracht.
16 Nu onderlangs een zeker eilandje lopend genaamd , zijn* wij nauwelijks sterk genoeg om de sloep in bedwang te houden.
[Commentaar]
17 Die ophijsend, gebruikten zij hulpmiddelen, het schip ondergordend. En vrezend dat zij in het drijfzand zouden stranden, laten* zij het tuig zakken. Zo werden zij weggebracht.
[Commentaar]
18 Maar op heftige wijze door de winterstorm geteisterd wordend, deden zij de volgende dag een overboordwerping,
19 en in de derde dag gooien* zij eigenhandig het instrumentarium van het schip.
20 Op meerdere dagen nu kwamen noch de zon noch de sterrenbeelden tevoorschijn en bovendien drong de winterstorm voortdurend niet weinig aan. Alle verdere hoop dat wij gered zouden worden werd van ons weggenomen.
21 En na veel zonder eten te zijn, dan zei , in hun midden staande: "Het was inderdaad bindend, o mannen, aan mij toegevend* niet vanaf ° weg te varen om, naast dit °ongemak, ook °verbeuring te winnen*.
22 En nu raad ik jullie aan goed gehumeurd te zijn, want de ziel van niemand van jullie zal weggeworpen zijn, behalve het schip.
23 Want in deze °nacht stond een boodschapper van °, van Wie ik ben en Wie ik ook dien, bij mij,
[Commentaar]
24 zeggend: "Vrees niet, ! Het is voor jou bindend voor de keizer te staan* en neem waar, ° heeft aan jou als gunst allen die met jou varen gegeven."
25 Daarom, mannen, weesm goed gehumeurd, want ik geloof in °, dat het zo zal zijn, overeenkomstig de wijze waarop het tot mij is gesproken,
26 maar het is voor ons bindend op een zeker eiland te stranden."
27 Als het nu de veertiende nacht werd van ons ronddrijven in de Adriatische zee, rond het midden van de nacht, vermoedden enige zeelieden dat zij naar een landstreek geleid werden.
[Commentaar]
28 En het dieplood werpend* vonden zij twintig vadems. En enige tussenruimte zijnde en weer het dieplood werpend*, vonden zij vijftien vadems.
29 En vrezend dat wij ergens op ruwe plaatsen zouden stranden, vanuit het achterschip vier ankers gooiend*, wensten zij het dag te worden.
30 Toen nu de zeelieden zochten uit het schip te vluchten, de sloep tot in de zee zakken latend* onder het voorwendsel dat zij op punt staan vanuit het voorschip ankers te gaan uitstrekken,
31 zei ° tot de hoofdman over honderd en tot de soldaten: "In het geval dat dezen niet in het schip zouden blijven, kunnen jullie niet gered* worden!"
32 Dan hakken* de soldaten de touwen van de sloep af en zij laten* haar er uit vallen.
33 Toen het nu op het punt stond dag te worden, riep ° allen op aan voedsel deel te krijgen, zeggend: "Vandaag is de veertiende dag dat jullie, verwachtende, constant zonder eten zijn, niets tot zich nemend.
34 Daarom roep ik jullie op deel te krijgen aan dit voedsel, want het is tot jullie °redding, want van niemand van jullie zal een haar vanaf het hoofd verloren gaan."
[Commentaar]
35 Deze dingen nu zeggend* en brood nemend, dankt* hij ° in het zicht van allen en het brekend* begint* hij te eten.
36 Allen nu goed gehumeurd wordend, namen ook zij voedsel tot zich.
37 Wij waren nu met alle tweehonderd zes-en-zeventig zielen in het schip.
38 Nu oververzadigd wordend van voedsel hielden zij het schip drijvend, het graan uitwerpend tot in de zee.
[Commentaar]
39 Toen het nu dag werd herkenden zij het land niet, maar zij beschouwden een zekere baai, een strand hebbend, waarin zij beraadslaagden het schip, indien zij het mogen kunnen, uit te stoten*.
40 En de ankers rondom wegnemend, lieten zij ze over aan de zee, tegelijkertijd de koppelingen van de roeren loslatend en het voorzeil ophijsend* voor de waaiende wind, hielden zij aan tot op het strand.
41 Nu belandend in een plaats tussen twee zeeën, laten* zij het vaartuig aan land lopen. En inderdaad, het voorschip, vastzittend*, blijft onwrikbaar, maar het achterschip werd afgebroken onder het geweld van de golven.
[Commentaar]
42 De raad nu van de soldaten was dat zij de gedetineerden zullen doden, opdat niet iemand, wegzwemmend*, zal wegvluchten.
[Commentaar]
43 Maar de hoofdman over honderd, van plan zijnde ° te behouden*, verhindert* hun °raadsbesluit. En hij beveelt* bovendien hen die kunnen zwemmen als eersten, overboord springend, op het land weg te zijn*,
44 en van de overigen dezen inderdaad op planken en dezen op sommige dingen vanaf het schip. En zo kwamen allen behouden op het land.
Terug
naar de
Naar Handelingen 28
|
|