|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En nam het kruikje met de olie en hij goot het over zijn hoofd, en hij kuste hem en hij zei: "Is het niet dat JAHWEH u als bewindvoerder zalfde over Zijn lotbezit?
2 Bij uw gaan van mij vandaag vindt u twee mannen bij het graf van , op het grondgebied van , in . En zij zeggen tot u: De ezelinnen die u ging zoeken zijn gevonden. En aanschouw!, uw vader laat de zaak van de ezelinnen gaan en hij is ongerust over jullie, zeggend: Wat zal ik doen voor mijn zoon?
3 En u gaat verder van daar en voorbij, en u komt tot aan de eik van en drie mannen die opgaan naar de Elohim vinden u daar, bij , één die drie bokjes draagt en één die drie broodkoeken draagt en één die een kruik wijn draagt.
4 En zij vragen aan u naar uw welzijn en zij geven aan u twee van de broden en u neemt ze uit hun hand.
5 En daarna zal u in van de Elohim komen, daar waar garnizoenen van de Filistijnen zijn. En het gebeurt bij uw binnenkomen daar in de stad, dat u komt bij een groep van profeten, afdalend van de hoge plaats, met vóór hun aangezichten een citer en een tamboerijn en een fluit en een harp; en zij profeteren uit zichzelf.
6 En geest van JAHWEH is voorspoedig over u, en u profeteert uit uzelf met hen en u wordt getransformeerd tot een andere man.
7 En wanneer het gebeurt dat deze tekenen tot u komen, doe voor uzelf wat uw hand zal vinden, want de Elohim is met u.
8 En u daalt af voor mij naar en aanschouw!, ik kom daal af voor u om opstijgoffers te brengen, om slachtoffers van vredeoffers te offeren; zeven dagen zal u wachten tot mijn komst tot u en ik doe u weten wat u zal doen."
9 En het gebeurde als hij zijn rug omwendde om weg te gaan van , dat Elohim aan hem zijn hart in een ander transformeert. En al deze tekenen kwamen in die dag.
10 En zij kwamen daar, in de buurt van , en aanschouw!, er was een groep van profeten om hem te ontmoeten; en de geest van Elohim was voorspoedig op hem en hij profeteerde uit zichzelf in hun midden.
11 En het gebeurde dat elk die hem kende, van gisteren en eergisteren, hem zag, en aanschouw!, hij profeteerde met de profeten. En het volk zei, een ieder tot zijn naaste: "Wat is dit dat gebeurd is met de zoon van ? Is ook onder de profeten?"
12 En een man van daar antwoordde en hij zei: "En wie is hun vader?" Daarom werd het tot spreekwoord: "Is ook onder de profeten?"
13 En hij beëindigde het profeteren uit zichzelf en hij kwam op de hoge plaats.
14 En een oom van zei tot hem en tot zijn knaap: "Waar gingen jullie heen?" En hij zei: "Om te zoeken naar de ezelinnen. Maar wij zagen dat er geen is en wij kwamen bij ."
15 En de oom van zei: "Vertel mij, alstublieft, wat tot jullie zei."
16 En zei tot zijn oom: "Hij deelde, ja deelde ons mede dat de ezelinnen gevonden waren." Maar de zaak van het koningschap vertelde hij hem niet, wat zei.
17 En ontbood het volk naar JAHWEH, naar .
18 En hij zei tot de zonen van : "Zo zegt JAHWEH, Elohim van : Ik, Ik deed opgaan uit en Ik redde jullie uit de hand van en uit de hand van alle koninkrijken die jullie verdrukten.
19 En jullie verwierpen vandaag jullie Elohim, Die jullie redde van al jullie kwaden en van jullie benauwdheden, en jullie zeiden tot Hem: Dat U een koning zal plaatsen over ons. En nu, stelt je op voor het aangezicht van JAHWEH, naar jullie stammen en naar jullie duizenden."
20 En deed alle stammen van naderen, en de stam van werd door het lot geselecteerd.
21 En hij deed de stam van naderen, naar hun families; en de familie van werd door het lot geselecteerd en , zoon van , werd door het lot geselecteerd. En zij zochten hem en hij werd niet gevonden.
22 En zij vroegen opnieuw aan JAHWEH: "Kwam de man nog hierheen?" En JAHWEH zei: "Aanschouw!, hij verschuilt zich bij de vaten."
23 En zij renden en zij namen hem van daar, en hij stelde zich op in het midden van het volk. En hij was groter dan heel het volk, vanaf zijn schouderblad en daar boven.
24 En zei tot heel het volk: "Zien jullie wie JAHWEH gekozen heeft? Want er is geen zoals hij onder heel het volk." En heel het volk juichte en zij zeiden: "De koning leeft!"
25 En sprak tot het volk over het gebruikelijke recht van het koningschap en hij schreef in de boekrol en hij liet het achter voor het aangezicht van JAHWEH. En zond heel het volk weg, ieder naar zijn huis.
26 En ook ging naar zijn huis, in de buurt van , en de dappere mannen die Elohim in hun hart aanraakte, gingen met hem.
27 En de zonen van ontaardheid zeiden: "Wat? Redt deze ons?" En zij verachtten hem en zij brachten hem geen erkenningsgeschenk. En hij was als iemand die zich doof hield.
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 11
|
|