|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En ging van daar en hij ontsnapte naar de grot van . En zijn broeders hoorden het en heel het huis van zijn vader, en zij daalden daarheen naar hem af.
2 En zij riepen zichzelf bijeen tot hem, elke man onder beklemming en elke man die een schuldeiser had en elke man die bitter van ziel was, en hij werd over hen tot overste. En zij zijn met hem, ongeveer vierhonderd mannen.
3 En ging van daar naar van en hij zei tot de koning van : "Alstublieft, mijn vader en mijn moeder zullen met jullie uit gaan, tot wanneer ik weet wat Elohim voor mij zal doen."
4 En hij geleidde hen voor het aangezicht van de koning van en zij woonden bij hem, alle dagen dat in de bergvesting was.
5 En , de profeet, zei tot : "Jij zal niet wonen in de bergvesting. Ga en kom voor jou in het land van ." En ging en hij kwam in het woud van .
6 En hoorde dat bekend werd, en de mannen die met hem waren. En zat in , onder de tamarisk op de hoge plaats, en zijn speer was in zijn hand en al zijn dienaren waren bij hem gestationeerd.
7 En zei tot zijn dienaren die bij hem gestationeerd waren: "Luistert, alstublieft, zonen van de Jaminiet! Zal ook aan elk van jullie zal de zoon van velden en wijngaarden geven? Zal hij jullie allen plaatsen tot oversten van duizenden en oversten van honderden?
8 Want jullie allen zweerden samen tegen mij en er is niemand die mijn oor onthulde over het verbond snijden van mijn zoon met de zoon van . En er was niemand onder jullie die mij vraagt of ik onwel ben en mijn oor onthulde. Want mijn zoon deed mijn dienaar tegen mij op staan om op deze dag in een hinderlaag te liggen."
9 En , de Edomiet, (hij was gestationeerd over de dienaren van ) antwoordde en hij zei: "Ik zag de zoon van komen in de buurt van , bij , zoon van .
10 En hij vroeg JAHWEH voor hem en hij gaf hem proviand, en hij gaf aan hem het zwaard van , de Filistijn."
11 En de koning zond om te roepen, zoon van , de priester, en heel het huis van zijn vader, de priesters, die in waren. En zij allen kwamen naar de koning.
12 En zei: "Luister, alstublieft, zoon van ." En hij zei: "Aanschouw mij, mijn heer!"
13 En zei tot hem: "Waarom zweerden jullie tegen mij samen, jij en de zoon van , want jij hebt hem brood gegeven en een zwaard, en voor hem aan Elohim gevraagd, om op te staan tegen mij, om op deze dag een hinderlaag te leggen?"
14 En antwoordde de koning en hij zei: "En wie onder al uw dienaren is betrouwbaar als en schoonzoon van de koning en trekt zich terug voor uw gezinsbescherming en is roemrijk in uw huis?
15 Ben ik vandaag begonnen voor hem te vragen aan Elohim? Het zij verre van mij! Het moet niet zo zijn dat de koning een zaak tegen zijn dienaar plaatst, tegen het gehele huis van mijn vader, want uw dienaar weet in het geheel niets hiervan, klein of groot."
16 En de koning zei: "Jij zal sterven, ja sterven, , jij en heel het huis van jouw vader!"
17 En de koning zei tot de renners die bij hem gestationeerd zijn: "Keert om en brengt de priesters van JAHWEH ter dood, want ook hun hand is met , omdat zij weten dat hij weg rende en zij het niet aan mijn oor onthulden." Maar de dienaren wilden hun hand niet zenden om tegen de priesters van JAHWEH op te komen.
18 En de koning zei tot : "Keer jij om en kom op tegen de priesters!" En , de Edomiet, keerde zich om en hij kwam op tegen de priesters en hij brengt in die dag vijfentachtig mannen ter dood die de linnen efod droegen.
19 En , de stad van de priesters, sloeg hij neer met de mond van het zwaard, van man tot vrouw, van het kleine kind tot aan de zuigeling, en de stier en de ezel en het stuk kleinvee, met de rand van het zwaard.
20 En één zoon van , zoon van , ontsnapte, en zijn naam was . En hij rende weg, achter aan.
21 En vertelde aan dat de priesters van JAHWEH doodde.
22 En zei tot : "Ik wist in die dag dat , de Edomiet, daar was, dat hij het aan zou vertellen. Ik, ik ben schuldenaar aan elke ziel van het huis van jouw vader.
23 Woon bij mij! Het moet niet zo zijn dat jij vreest, want hij die mijn ziel zoekt, zoekt ook jouw ziel, want jij bent bij mij onder bewaking."
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 23
|
|