|
(Ga met de muis op een naam of tekstverwijzing staan, dan ziet u de betekenis of tekst)
1 En het gebeurde toen terugkeerde van achter de Filistijnen en zij hem vertelden, zeggend: "Aanschouw!, is in de wildernis van !"
2 En nam drieduizend mannen, uitgekozen van heel , en hij ging om en zijn mannen te zoeken op de oppervlakte van de rotsen van de steenbokken.
3 En hij kwam bij de ommuringen van het kleinvee, aan de weg, en daar was een grot. En kwam om zijn voeten te doen overschaduwen. En en zijn mannen zaten in de uithoeken van de grot.
4 En de mannen van zeiden tot hem: "Aanschouw de dag dat JAHWEH tot u zei: Aanschouw!, ik geef jouw vijand in jouw hand en jij doet met hem wat goed is in jouw ogen." En stond op en hij sneed in heimelijkheid de zoom van het staatsiegewaad van af.
5 En het gebeurde daarna dat het hart van hem sloeg, omdat hij de zoom afsneed van de mantel die van was.
6 En hij zei tot zijn mannen: "Het zij verre van mij, door JAHWEH, indien ik deze zaak met mijn heer doe, met de gezalfde van JAHWEH, om mijn hand tegen hem te zenden, want hij is de gezalfde van JAHWEH."
7 En deed zijn mannen klieven door de woorden en hij stond hen niet toe op te staan tegen . En stond op uit de grot en hij ging op weg.
8 En stond daarna op en hij ging de grot uit, en hij riep achterna, zeggend: "Mijn heer, de koning!" En keek achter hem en boog zijn hoofd, neusgaten naar de aarde, en hij wierp zichzelf neer.
9 En zei tot : "Waarom luistert u naar de woorden van een mens, die zegt: Aanschouw!, zoekt kwaad tegen u?
10 Aanschouw!, deze dag zien uw ogen dat JAHWEH u vandaag in mijn hand gaf, in de grot. En men zei u te doden. Maar mijn hand heeft medelijden met u. En ik zeg: Ik zal mijn hand niet zenden tegen mijn heer, want hij is de gezalfde van JAHWEH.
11 En, mijn vader, zie, ja zie, de zoom van uw staatsiegewaad is in mijn hand, want bij het afsnijden van de zoom van uw staatsiegewaad heb ik u niet gedood. Weet en zie dat er in mijn hand geen kwaad en overtreding is. En ik zondigde niet tegen u. Maar u maakte jacht op mijn ziel, om die te nemen.
12 JAHWEH spreekt recht tussen mij en tussen u, en JAHWEH wreekt mij aan u; maar mijn hand zal niet tegen u zijn.
13 Zoals het spreekwoord van vroeger zegt: Van slechten gaat slechtheid uit. Toch zal mijn hand niet tegen u zijn.
14 Achter wie ging de koning van uit? Achter wie achtervolgt u? Achter een dode hond? Achter één vlo?
15 En JAHWEH wordt tot Berechter en Hij spreekt recht tussen mij en tussen u. En Hij zal een rechtspraak, mijn rechtspraak, voeren en Hij zal mij recht doen uit uw hand."
16 En het gebeurde als beëindigde deze woorden tot te spreken, dat zei: "Is dit jouw stem, mijn zoon ?" En verhief zijn stem en hij huilde.
17 En hij zei tot : "Jij bent rechtvaardiger dan ik, want jij vergold mij met het goede en ik vergold jou met het kwade.
18 En jij, jij vertelde vandaag hoe jij goed met mij deed, dat JAHWEH mij overleverde in jou hand en jij mij niet doodde.
19 En wanneer iemand zijn vijand vindt en hij laat hem op weg gaan in goedheid, dan zal JAHWEH jou terugbetalen met het goede, omdat jij deze dag het goede met mij deed.
20 En nu, aanschouw!, ik weet dat jij koning, ja koning zal zijn en het koningschap van staat op in jouw hand.
21 En nu, zweer tot mij bij JAHWEH: jij zal mijn zaad na mij niet afsnijden en jij roeit mijn naam niet uit uit het huis van mijn vader."
22 En zweerde tot , en ging naar zijn huis. En en zijn mannen gingen op naar de bergvesting.
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 25
|
|