|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En het gebeurde bij het komen van en zijn mannen in , in de derde dag, dat de Amalekieten opduiken in de en in , en zij sloegen en zij verbrandden het met vuur.
2 En zij namen de vrouwen die er in zijn krijgsgevangen. Vanaf klein tot groot brachten zij niemand ter dood, maar zij voerden ze weg en zij gingen huns weegs.
3 En en zijn mannen kwamen naar de stad en aanschouw!, hij is verbrand met vuur, en hun vrouwen en hun zoons en hun dochters zijn krijgsgevangen genomen.
4 En en het volk dat met hem is hieven hun stem op en zij huilden, tot er in hen geen energie was om te huilen.
5 En de twee vrouwen van werden krijgsgevangen genomen, , de Jizreëlitische, en , de vrouw van , de Karmeliet.
6 En het benauwde uitermate, want het volk zei hem te stenigen, want de ziel van heel het volk was bitter, elk vanwege zijn zonen en vanwege zijn dochters. En maakte zich sterk in JAHWEH, zijn Elohim.
7 En zei tot , de priester, zoon van : "Breng, alstublieft, de efod dichtbij mij!" En bracht de efod dichtbij .
8 En vroeg aan JAHWEH, zeggend: "Zal ik achter deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen?" En Hij zei tot hem: "Achtervolg, want jij zal inhalen, ja inhalen en jij zal uitredden, ja redden."
9 En ging, hij en zeshonderd mannen die met hem waren, en zij kwamen tot aan de wadi van , waar die achtergelaten werden stonden.
10 En achtervolgde, hij en vierhonderd mannen, maar tweehonderd mannen stonden, die afgemat waren van het oversteken van de wadi van .
11 En zij vonden een Egyptische man in het veld, en zij namen hem mee naar . En zij gaven hem brood en hij at. En zij gaven hem water te drinken.
12 En zij gaven hem een schijf geperste, gedroogde vijgenkoek en twee rozijnentrossen. En hij at en zijn geest keerde tot hem terug, want hij at geen brood en hij dronk geen water, drie dagen en drie nachten.
13 En zei tot hem: "Tot wie behoor jij en van waar ben jij?" En de Egyptische knaap zegt: "Ik ben dienaar van een man van de Amalekieten, en mijn heer verliet mij, want ik was ziek; vandaag was het drie dagen.
14 Wij stroopten het zuiden van de Negev van de Keretieten af en dat wat tot behoort en tegen het zuiden van , en verbrandden wij in het vuur.
15 En zei tot hem: "Doe jij mij afdalen naar deze bende?" En hij zei: "Zweer tot mij bij Elohim dat u mij niet ter dood zal brengen en dat u mij niet uitlevert in de hand van mijn heer. Dan zal ik u naar deze bende doen afdalen."
16 En hij deed hem afdalen en aanschouw!, zij zijn uitgewaaierd over de oppervlakte van heel het land, etend en drinkend en feestvierend, met heel de grote buit die zij namen uit het land van de Filistijnen en uit het land van .
17 En sloeg hen neer vanaf de schemering en tot aan de avond van de volgende dag; en er ontsnapte van hen geen man, alleen vierhonderd jeugdige mannen die op de kamelen reden, want zij vluchtten.
18 En ontrukte alles wat nam. En redde zijn twee vrouwen.
19 En er werd van hen niemand vermist, van de kleine tot aan de grote en tot aan zonen en dochters, en van de buit en tot aan alles wat zij voor zich namen. deed alles terugkeren.
20 En nam al het kleinvee en het grootvee. Ze dreven ze voort tot vóór het andere vee. En zij zeiden: "Dit is de buit van ."
21 En kwam bij de tweehonderd mannen die te afgemat waren om achter aan te gaan, en hij deed hen zitten in de wadi van . En zij gingen uit om te ontmoeten en om het volk te ontmoeten dat met hem was. En kwam dichtbij met het volk en hij vroeg hen naar hun welzijn.
22 En elke kwade en ontaarde man onder de mannen die met mee ging, antwoordde en zij zeiden: "Omdat zij niet met ons gingen zullen wij hen niet van de buit geven die wij uitredden, behalve alleen elke man zijn vrouw en zijn zonen. En zij zullen hen wegvoeren en zij zullen gaan."
23 En zei: "Zo zullen jullie niet doen, mijn broeders, met wat JAHWEH aan ons gaf. Want Hij bewaakte ons en Hij gaf de bende, die tegen ons kwam, in onze hand.
24 En wie zal naar jullie luisteren over deze zaak? Want zoals de portie van die afdaalde in de strijd en zoals de portie van die zit bij de voorwerpen, samen zullen zij opdelen."
25 En het gebeurde vanaf die dag en verder, dat hij het als statuut en als gewoonte voor Israël plaatste, tot aan deze dag.
26 En kwam naar en hij zond van de buit naar de oudsten van , naar zijn naaste, zeggend: "Aanschouw!, voor jullie, een zegen uit de buit van de vijanden van JAHWEH."
27 Hij zond voor hen die in waren en voor hen die in waren en voor hen die in waren,
28 en voor hen die in en voor hen die in en voor hen die in waren,
29 en voor hen die in waren en voor hen die in de steden van de Jerachmeëliet waren en voor hen die in de steden van de Kenieten waren,
30 en voor hen die in waren en voor hen die in waren en voor hen die in waren,
31 en voor hen die in waren, en voor al de plaatsen waar rond ging, hij en zijn mannen.
Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 31
|
|