Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
1Samuël
Hoofdstuk 30

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


1 En het gebeurde bij het komen van DavidDavid = lieveling en zijn mannen in SiklagSiklag = wending makend, in de derde dag, dat de Amalekieten opduiken in de NegevNegev = "het zuiden" of de woestijn in het zuiden van Israël en in SiklagSiklag = wending makend, en zij sloegen SiklagSiklag = wending makend en zij verbrandden het met vuur.
2 En zij namen de vrouwen die er in zijn krijgsgevangen. Vanaf klein tot groot brachten zij niemand ter dood, maar zij voerden ze weg en zij gingen huns weegs.
3 En DavidDavid = lieveling en zijn mannen kwamen naar de stad en aanschouw!, hij is verbrand met vuur, en hun vrouwen en hun zoons en hun dochters zijn krijgsgevangen genomen.
4 En DavidDavid = lieveling en het volk dat met hem is hieven hun stem op en zij huilden, tot er in hen geen energie was om te huilen.
5 En de twee vrouwen van DavidDavid = lieveling werden krijgsgevangen genomen, AchinoamAchinoam = mijn broeder is vriendelijk, de Jizreëlitische, en AbigaïlAbigaïl = mijn vader is vreugde, de vrouw van Nabalnabal = dwaas, de Karmeliet. 42 En Abigail haast zich en zij staat op en zij rijdt op de ezel, en vijf van haar meiden gaan te voet. En zij gaat achter de boodschappers van David aan en zij wordt voor hem tot vrouw.
43 En David nam Ahinoam uit Jezreel en ook zij beiden worden voor hen tot vrouwen, (SW)
[1Sam. 25:42,43]

6 En het benauwde DavidDavid = lieveling uitermate, want het volk zei hem te stenigen, want de ziel van heel het volk was bitter, elk vanwege zijn zonen en vanwege zijn dochters. En DavidDavid = lieveling maakte zich sterk in JAHWEH, zijn Elohim.
7 En DavidDavid = lieveling zei tot AbjatarAbjatar = vader van overvloed, de priester, zoon van AchimelechAchimelech = mijn broeder is koning: "Breng, alstublieft, de efod dichtbij mij!" En AbjatarAbjatar = vader van overvloed bracht de efod dichtbij DavidDavid = lieveling. 20 En één zoon van Ahimelech, zoon van Ahitub, ontsnapt, en zijn naam is Abjatar. En hij rent weg, achter David aan.
21 En Abjatar vertelt aan David dat Saul de priesters van JAHWEH doodde.
22 En David zegt tot Abjatar: Ik wist in die dag dat Doeg, de Edomiet, daar was, dat hij het zeker aan Saul zou vertellen. Ik heb het over iedere ziel van het huis van jouw vader gebracht.
23 Zit bij mij! Het moet niet zo zijn dat je bang bent, want hij die mijn ziel zoekt, zoekt jouw ziel, want jou taak is bij mij (SW)
[1Sam. 22:20-23]

8 En DavidDavid = lieveling vroeg aan JAHWEH, zeggend: "Zal ik achter deze bende achtervolgen? Zal ik ze inhalen?" En Hij zei tot hem: "Achtervolg, want jij zal inhalen, ja inhalen en jij zal uitredden, ja redden."
9 En DavidDavid = lieveling ging, hij en zeshonderd mannen die met hem waren, en zij kwamen tot aan de wadi van BesorBesor = koel, waar die achtergelaten werden stonden.
10 En DavidDavid = lieveling achtervolgde, hij en vierhonderd mannen, maar tweehonderd mannen stonden, die afgemat waren van het oversteken van de wadi van BesorBesor = koel.
11 En zij vonden een Egyptische man in het veld, en zij namen hem mee naar DavidDavid = lieveling. En zij gaven hem brood en hij at. En zij gaven hem water te drinken.
12 En zij gaven hem een schijf geperste, gedroogde vijgenkoek en twee rozijnentrossen. En hij at en zijn geest keerde tot hem terug, want hij at geen brood en hij dronk geen water, drie dagen en drie nachten.
13 En DavidDavid = lieveling zei tot hem: "Tot wie behoor jij en van waar ben jij?" En de Egyptische knaap zegt: "Ik ben dienaar van een man van de Amalekieten, en mijn heer verliet mij, want ik was ziek; vandaag was het drie dagen.
14 Wij stroopten het zuiden van de Negev van de Keretieten af en dat wat tot JudaJuda = lof behoort en tegen het zuiden van KalebKaleb = hond, en SiklagSiklag = wending makend verbrandden wij in het vuur.
15 En DavidDavid = lieveling zei tot hem: "Doe jij mij afdalen naar deze bende?" En hij zei: "Zweer tot mij bij Elohim dat u mij niet ter dood zal brengen en dat u mij niet uitlevert in de hand van mijn heer. Dan zal ik u naar deze bende doen afdalen."
16 En hij deed hem afdalen en aanschouw!, zij zijn uitgewaaierd over de oppervlakte van heel het land, etend en drinkend en feestvierend, met heel de grote buit die zij namen uit het land van de Filistijnen en uit het land van JudaJuda = lof.
17 En DavidDavid = lieveling sloeg hen neer vanaf de schemering en tot aan de avond van de volgende dag; en er ontsnapte van hen geen man, alleen vierhonderd jeugdige mannen die op de kamelen reden, want zij vluchtten.
18 En DavidDavid = lieveling ontrukte alles wat AmalekAmalek = valleibewoner nam. En DavidDavid = lieveling redde zijn twee vrouwen.
19 En er werd van hen niemand vermist, van de kleine tot aan de grote en tot aan zonen en dochters, en van de buit en tot aan alles wat zij voor zich namen. DavidDavid = lieveling deed alles terugkeren.
20 En DavidDavid = lieveling nam al het kleinvee en het grootvee. Ze dreven ze voort tot vóór het andere vee. En zij zeiden: "Dit is de buit van DavidDavid = lieveling."
21 En DavidDavid = lieveling kwam bij de tweehonderd mannen die te afgemat waren om achter DavidDavid = lieveling aan te gaan, en hij deed hen zitten in de wadi van BesorBesor = koel. En zij gingen uit om DavidDavid = lieveling te ontmoeten en om het volk te ontmoeten dat met hem was. En DavidDavid = lieveling kwam dichtbij met het volk en hij vroeg hen naar hun welzijn.
22 En elke kwade en ontaarde man onder de mannen die met DavidDavid = lieveling mee ging, antwoordde en zij zeiden: "Omdat zij niet met ons gingen zullen wij hen niet van de buit geven die wij uitredden, behalve alleen elke man zijn vrouw en zijn zonen. En zij zullen hen wegvoeren en zij zullen gaan."
23 En DavidDavid = lieveling zei: "Zo zullen jullie niet doen, mijn broeders, met wat JAHWEH aan ons gaf. Want Hij bewaakte ons en Hij gaf de bende, die tegen ons kwam, in onze hand.
24 En wie zal naar jullie luisteren over deze zaak? Want zoals de portie van die afdaalde in de strijd en zoals de portie van die zit bij de voorwerpen, samen zullen zij opdelen."
25 En het gebeurde vanaf die dag en verder, dat hij het als statuut en als gewoonte voor Israël plaatste, tot aan deze dag.
26 En DavidDavid = lieveling kwam naar SiklagSiklag = wending makend en hij zond van de buit naar de oudsten van JudaJuda = lof, naar zijn naaste, zeggend: "Aanschouw!, voor jullie, een zegen uit de buit van de vijanden van JAHWEH."
27 Hij zond voor hen die in Bet-ElBet-El = huis van God waren en voor hen die in Ramot-NegevRamot-Negev = hoogten van de Negev/zuiden waren en voor hen die in JattirJattir = overvloedig waren,
28 en voor hen die in AroërAroêr = ruïne en voor hen die in SifmotSifmot = ??? en voor hen die in EstemoaEstemoa = luisterpost waren,
29 en voor hen die in RakalRakal = marktplaats waren en voor hen die in de steden van de Jerachmeëliet waren en voor hen die in de steden van de Kenieten waren,
30 en voor hen die in ChormaChorma = met de ban geslagen waren en voor hen die in Bor-AsanBor-Asan = groeve van de rook waren en voor hen die in AtachAtach = woonplaats, huis waren,
31 en voor hen die in HebronHebron = (plaats van het)verbond waren, en voor al de plaatsen waar DavidDavid = lieveling rond ging, hij en zijn mannen.

Terug naar de indexpagina
Naar 1Samuël 31
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.