|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En , koning van , riep heel zijn strijdmacht bijeen, en twee en dertig koningen zijn met hem, en paarden en strijdwagens. En hij ging op en hij belegerde en hij vocht tegen haar.
2 En hij zond boodschappers naar , koning van , naar de stad. En hij zei tot hem: "Zo zegt , uw zilver,
3 en uw goud zijn voor mij, en uw vrouwen en uw zonen, de goede, zij zijn voor mij."
4 En de koning van antwoordde en hij zei: "Naar uw woord, mijn heer, de koning, ik ben voor u en al wat van mij is."
5 En de boodschappers keerden terug en zij zeiden: "Zo zegt , zeggend: Ik heb tot u gezonden, zeggend: Uw zilver en uw goud en uw vrouwen en uw zonen zal u aan mij geven,
6 maar veeleer zal ik morgen om deze tijd mijn dienaren tot u zenden en zij doorzoeken uw huis en de huizen van uw dienaren. En het gebeurt dat zij ieder begeerd ding van uw ogen in hun hand zullen plaatsen en zij nemen het."
7 En de koning van riep tot alle oudsten van het land en hij zei: "Weet, alstublieft, en ziet dat deze man kwaad zoekt, want hij zond tot mij om mijn vrouwen en om mijn zonen en om mijn zilver en om mijn goud, en ik heb het hem niet onthouden."
8 En alle oudsten en heel het volk zeiden tot hem: "Het moet niet zo zijn dat u luistert en u zal niet bewilligen."
9 En hij zei tot de boodschappers van : "Zegt tot mijn heer, de koning: Al wat u in het begin tot uw dienaar zond zal ik doen, maar deze zaak ben ik niet in staat te doen." En de boodschappers gingen en zij brachten hem het woord terug.
10 En zond tot hem en hij zond: "Zo zullen de elohims met mij doen en zo zullen zij toevoegen, indien de losse aarde van genoeg is voor een handvol van al het volk dat in mijn voetstappen gaat."
11 En de koning van antwoordde en hij zei: "Spreekt! Het moet niet zo zijn dat iemand die zich omgordt zich beroemt als iemand die zich losmaakt."
12 En het gebeurde bij het horen van dit woord - en hij drinkt, hij en de koningen in de hutten - dat hij zei tot zijn dienaren: "Stelt je op!" En zij stellen zich op tegen de stad.
13 En aanschouw!, één profeet kwam dichtbij tot , koning van , en hij zei: "Zo zegt JAHWEH: Zie jij heel deze grote schare? Aanschouw mij hen vandaag in jouw hand geven! Dan weet jij dat Ik JAHWEH ben."
14 En zei: "Door wie?" En hij zei: "Zo zegt JAHWEH: door de knapen van de oversten van de provincies." En hij zei: "Wie bindt de strijd aan?" En hij zei: "Jij!"
15 En hij monsterde de knapen van de oversten van de provincies en zij zijn twee honderd en twee en dertig. En na hen monsterde hij heel het volk, alle zonen van , zeven duizend.
16 En zij gingen uit rond het middaguur, en dronk zich dronken in de hutten, hij en de koningen, de twee en dertig koningen, helpen hem.
17 En de knapen van de oversten van de provincies kwamen eerst uit. En zond; en zij vertelden hem, zeggend: "Mannen gaan uit vanuit ."
18 En hij zei: "Indien zij tot vrede uitgaan zullen jullie hen levend vastgrijpen, en indien zij tot strijd uitgaan zullen jullie hen levend vastgrijpen."
19 En dezen gingen uit vanaf de stad, de knapen van de oversten van de provincies, en de strijdmacht die achter hen was.
20 En elk sloeg zijn man neer en vlucht en achtervolgde hen. En , koning van , ontsnapt op een paard en met ruiters.
21 En de koning van ging uit en sloeg het paard neer en de strijdwagen; en hij sloeg een grote slag in .
22 En de profeet kwam dichtbij tot de koning van en hij zei tot hem: "Ga, versterk uzelf, en weet en zie wat u zal doen. Want bij de terugkomst van het jaar gaat de koning van op tegen u."
23 En dienaren van de koning van zeiden tot hem: "Een Elohim van de bergen is hun Elohim, daarom waren zij standvastiger dan wij. Maar niettemin zullen wij met hen vechten, in de vlakte. Zijn wij niet vasthoudender dan zij?
24 En doe deze zaak! Doe de koningen zich terugtrekken, ieder vanaf zijn plaats, en plaats gouverneurs in hun plaats!
25 En u, u zal voor uzelf een strijdmacht aanstellen, zoals de strijdmacht die van u gevallen is, en paard zoals het paard, en strijdwagen zoals de strijdwagen, en we zullen met hen vechten in de vlakte. Zijn wij niet vasthoudender dan zij?" En hij luisterde naar hun stem en hij deed zo.
26 En het gebeurde bij de terugkomst van het jaar dat monsterde. En hij ging op in de richting van voor de strijd met .
27 En de zonen van werden gemonsterd. En zij werden bewapend en zij gingen om hen te ontmoeten. En de zonen van legerden zich tegenover hen, als twee kleine kudden van geiten. En de eeërs vulden het land.
28 En de man van Elohim kwam dichtbij en hij sprak tot de koning van en hij zei: "Zo zegt JAHWEH: Omdat zei: JAHWEH is Elohim van bergen en Hij is niet Elohim van valleien, geef Ik heel deze grote schare in jouw hand. En jullie weten dat Ik JAHWEH ben."
29 En zij legerden zich, dezen tegenover dezen, zeven dagen. En het gebeurde in de zevende dag dat de strijd naderbij kwam. En de zonen van sloegen neer, honderd duizend voetmannen in één dag.
30 En die resteerden vluchtten in de richting van , naar de stad. En de muur viel op zeven en twintig duizend mannen die resteerden. En vluchtte en hij kwam naar de stad, naar een kamer in een kamer.
31 En zijn dienaren zeiden tot hem: "Aanschouw!, alstublieft! Wij hoorden over de koningen van het huis van dat zij koningen van vriendelijkheid zijn. Wij zullen, alstublieft, rouwgewaden om onze taille plaatsen en touwlijnen rond ons hoofd. Dan zullen wij uit gaan naar de koning van ; misschien laat hij uw ziel leven."
32 En zij gordden rouwgewaden om hun tailles en touwlijnen om hun hoofden en zij kwamen tot de koning van , en zij zeiden: "Uw dienaar, , zei: Alstublieft, mijn ziel zal leven." En hij zei: "Is hij nog in leven? Hij is mijn broeder!"
33 En de mannen legden het als voorteken uit en zij haastten zich en zij pakten het van hem op. En zij zeiden: "Uw broeder is ." En hij zegt: "Komt, neemt hem!" En ging naar hem uit en hij deed hem opgaan op de strijdwagen.
34 En hij zei tot hem: "De steden die mijn vader van uw vader nam zal ik doen terugkeren en u zal voor u straatmarkten plaatsen in , zoals mijn vader ze plaatste in . En onder een verbond zal ik u laten gaan." En hij sneed met hem een verbond en hij liet hem gaan.
35 En een man uit de zonen van de profeten zei tot zijn naaste door een woord van JAHWEH: "Sla mij, alstublieft!" En de man weigerde hem te slaan.
36 En hij zei tot hem: "Omdat jij niet luisterde naar de stem van JAHWEH, aanschouw!, jij gaat van mij weg en de leeuw slaat jou neer." En hij ging vanaf naast hem en de leeuw vond hem en hij sloeg hem neer.
37 En hij vond een andere man en hij zei: "Sla mij, alstublieft!" En de man sloeg hem, slaand en verwondend.
38 En de profeet ging en hij stond voor de koning, op de weg. En hij vermomde zich met een hoofdbandage over zijn ogen.
39 En het gebeurde dat de koning passeerde. En hij, hij schreeuwde tot de koning en hij zei: "Uw dienaar ging uit in het midden van de strijd, en aanschouw!, iemand trok zich terug en hij bracht een man bij mij en hij zei: Bewaak deze man! Indien hij gemist, ja gemist wordt, dan komt jouw ziel in plaats van zijn ziel, of jij zal een talent zilver afwegen.
40 En het gebeurde dat uw dienaar doende is, hierheen en daarheen, en hij is er niet!" En de koning van zei tot hem: "Zo is jouw oordeel. Jij, jij beslist.
41 En hij haastte zich en hij nam de hoofdbandage van zijn ogen weg. En de koning van herkende hem, dat hij van de profeten was.
42 En hij zei tot hem: "Zo zegt JAHWEH: Omdat jij de man van Mijn doem liet gaan uit jouw hand, zo wordt jouw ziel in plaats van zijn ziel en jouw volk in plaats van zijn volk."
43 En de koning van ging naar zijn huis, nors en turbulent, en hij kwam in de buurt van .
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Koningen 21
|
|