Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
1 Kronieken
Hoofdstuk 1

   
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)


DE STRUCTUUR VAN 1 EN 2 KRONIEKEN
1Kron.1:1-9:1.   Op naar de gevangenschap-----
Genealogie
----
1Kron.9:2-44.     Na de terugkeer.
1Kron.10:1-2Kron.36:21.   Op naar de gevangenschap-----
De geschiedenis
----
2Kron.36:22,23.     Na de terugkeer.

1 AdamAdam = uit rode aarde - (uit) aarde, SethSeth = plaatsvervanger, EnosEnos = sterfelijk,
2 KenanKenan = verworvene, MahalalelMahalalel = lof van God, JeredJered = dienaar,
3 HenochHenoch = toegewijd, leraar, MethusalachMethusalach = man van de werpspies, LamechLamech = krijger,
4 NoachNoach = rust, SemSem = naam. faam, ChamCham = heet of zwart en JafetJafet = uitbreiding.
5 Zonen van JafetJafet = uitbreiding: GomerGomer = voltooiing, en MagogMagog = land van God, en MadaiMadai = midden, en JawanJawan = Ionië of Griekenland, en TubalTubal = je zult worden gebracht, en MesechMeseach = boogschieter, en TirasTiras = verlangen.
6 En zonen van GomerGomer = voltooiing: AskenazAskenaz = een man als besprenkeld, of: als verspreid vuur, en DifatDifat = gesproken, en TogarmaTogarma = jij zult haar breken.
7 En zonen van JawanJawan = Ionië of Griekenland: ElisaElisa = God is redding en TarsisTarsis = de halfedelsteen turkoois, de Kittieten en Rodanieten.
8 Zonen van ChamCham = heet of zwart: KushKush = zwart en MisraïmMisraïm = ?dubbele afsluiting, PutPut = boog, en KanaänKanaän = purperland.
9 En zonen van KushKush = zwart: SabaSaba = zeven, een eed, en ChawilaChawila = zandland, en SabtaSabta = slaan, en RamaRama = ? dreunen, en SabtechaSabtecha = ???; en zonen van RamaRama = ? dreunen: ShebaSheba = dronkaard of komende en DedanDedan = laagland.
10 KushKush = zwart verwekte NimrodNimrod = opstand of held. In het Hebreeuws kan het betekenen: wij willen weerspannig zijn; hij, hij begon een machtig man te zijn op de aarde.
11 En MisraïmMisraïm = ? dubbele afsluiting verwekte de Ludieten, en de Anamieten, en de Lehabieten, en de Naftuchieten,
12 en de Patrusieten en de Kasluchieten (vanaf waar de Filistijnen zijn uitgegaan) en de Kaftorieten.
13 KanaänKanaän : purperland verwekte SidonSidon = visserij, zijn eerstgeborene, en HethHeth = schrikaanjagend,
14 en de Jebusiet en de Amoriet en de Girgasiet,
15 en de Chiwwiet en de Arkiet en de Siniet,
16 en de Arwadiet en de Semariet en de Chamatiet.
17 Zonen van SemSem = naam, faam: ElamElam = eeuwigheid en AssurAssur = vlakte en ArpachsadArpachsad = Ik zal mislukken als borst of: Hij vloekte de borstfles en LudLud = strijd, en AramAram = hoog en UsUs = kracht en ChulChul = kring en GeterGeter = vrees, en MesechMesech = boogschutter.
18 En ArpachsadArpachsad = Ik zal mislukken als borst of: Hij vloekte de borstfles verwekte SelachSelach = zwak (bij de geboorte) en SelachSelach = zwak (bij de geboorte) verwekte EberEber = metgezel.
19 En aan EberEber = metgezel werden twee zonen geboren; de naam van de ene was PelegPeleg = verdeling (ook wel: aardbeving), omdat in zijn dagen de aarde onderverdeeld werd, en de naam van zijn broeder was JoktanJoktan = kleinheid, geringheid.
20 En JoktanJoktan = kleinheid, geringheid verwekte AlmodadAlmodad = niet gemeten en SelefSelef = (het zwaard) trekken en ChasarmawetChasarmawet = hof van de dood en JaraJara = maan,
21 en HadoramHadoram = Hadad is verheven en UzalUzal = ik zal worden bevloeid en DiklaDikla = dadelpalm,
22 en EbalEbal = steen of kale berg en AbimaëlAbimaël = mijn Vader is God en SebaSeba = eed,
23 en OfirOfir = in as veranderen en ChawilaChawila = zandland en JobabJobab = groep. Alle dezen waren zonen van JoktanJoktan = kleinheid, geringheid.
24 SemSem = naam, faam, ArpachsadArpachsad = Ik zal mislukken als borst of Hij vloekte de borstfles , SelachSelach = zwak (bij de geboorte),
25 HeberHeber = metgezel, PelegPeleg = verdeling (ook wel: aardbeving), ReüReü = vriend,
26 SerugSerug = ineengeweven, NachorNachor = snorker, TerachTerach = halteplaats,
27 AbramAbram = vader is verheven; hij was AbrahamAbraham = heb de vader lief, vader van vele volken.
28 Zonen van AbrahamAbraham = heb de vader lief, vader van vele volken: IsaäkIsaäk = lachen en IsmaëlIsmaël = God hoort.
29 Dit zijn hun genealogische registraties: de eerstgeborene van IsmaëlIsmaël = God hoort was NebajotNebajot = hoogten en KedarKedar = krachtig, en AdbeëlAdbeël = door God gestraft en MibsamMibsam = heerlijke geur,
30 MismaMisma = gerucht en DumaDuma = stilte, MassaMassa = godsspraak, ChadadChadad = machtig en TemaTema = woestenij,
31 JeturJetur = ingesloten, NafisNafis = opademend, talrijk en KedemaKedema = oostelijk; dezen zijn de zonen van IsmaëlIsmaël = God hoort.
32 Zonen van KeturaKetura = wierookgeur, AbrahamAbraham = heb de vader lief, vader van vele volken's bijvrouw: zij baarde ZimranZimran = bezongen en JoksanJoksan = vogelvanger en MedanMedan = twist en MidjanMidjan = twist en JisbakJisbak = hij laat los en SuaSua = rijkdom of vegen. En de zonen van JoksanJoksan = vogelvanger: SebaSeba = dronkaard of de komende en DedanDedan = laagland.
33 En zonen van MidjanMidjan = twist: EfaEfa = somber en EferEfer = jong hert en ChanokChanok = toegewijd, leraar en AbidaAbida = mijn vader weet, vader van kennis en EldaäEldaä = God heeft geroepen. Al dezen waren zonen van KeturaKetura = wierookgeur.
34 En AbrahamAbraham = heb de vader lief, vader van vele volken verwekte IsaäkIsaäk = lachen. De zonen van IsaäkIsaäk = lachen: EsauEsau = ruig (-harig) en IsraëlIsraël = strijder van God.
35 Zonen van EsauEsau = ruig (-harig): ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud, ReüelReüel = vriend van God en JeüsJeüs = hulp (is God) en JalamJalam = verborgen en KorachKorach = kaal.
36 Zonen van ElifazElifaz = mijn God is zuiver goud: TemanTeman = aan de rechterhand / zuidelijk en OmarOmar = welsprekend, SefiSefi = wacht (toren) en GatamGatam = verbrande vallei, KenazKenaz = jager en TimnaTimna = schuchter en AmalekAmalek = valleibewoner - Beeld van het vlees. De oude mens.
37 Zonen van ReüelReüël = vriend van God: NachatNachat = rust, ZerachZerach = opgaan, SammaSamma = woestijn en MizzaMizza = vrees.
38 En zonen van SeïrSeïr = harig, ruig: LotanLotan = verhulling en SobalSobal = vloeiend en SibonSibon = hyena en AnaAna = antwoord en DisonDison = antiloop en EserEser = hulp en DisanDisan = springer, antiloop.
39 En zonen van LotanLotan = verhulling: ChoriChori = holbewoner en HomamHomam = JAH beschermt de menigte; en de zuster van LotanLotan = vervulling was TimnaTimna = schuchter.
40 Zonen van SobalSobal = vloeiend: AljanAljan = groot of hoog en ManachatManachat = rustplaats en EbalEbal = steen of kale berg, SefiSefi = wacht (toren) en OnamOnam = krachtig; en zonen van SibonSibon = hyena waren AjjaAjja = havik (klanknabootsing) en AnaAna = antwoord.
41 Zonen van AnaAna = antwoord: DisonDison = antiloop; en zonen van DisonDison = antiloop: ChamramChamram = het volk is verheven of hun slijk en EsbanEsban = verstandig en JitranJitran = voordeel en KeranKeran = luit.
42 Zonen van EserEser = hulp: BilhanBilhan = bescheiden en ZaäwanZaäwan = verward en JaäkanJaäkan = verdraaiing. Zonen van DisonDison = springer, antiloop: UsUs = kracht en AranAran = berggeit.
43 En deze waren de koningen die geregeerd hebben in het land van EdomEdom = rood, voordat er een koning regeerde over de zonen van IsraëlIsraël = strijder van God: BelaBela = vernieling, zoon van BeorBeor = brandende fakkel; en de naam van zijn stad was DinhabaDinhaba = spreek een oordeel uit.
44 En BelaBela = vernieling stierf en JobabJobab = geroep regeerde in zijn plaats, een zoon van ZerachZerach = lichtstraal, vanuit BosraBosra = fort.
45 En JobabJobab = geroep stierf en ChusamChusam = snel, uit het land van de Temanieten, regeerde in zijn plaats.
46 En ChusamChusam = snel stierf en HadadHadad = Ik zal zacht bewegen, Ik zal liefhebben, de zoon van BedadBedad = eenzaam, regeerde in zijn plaats, die MidjanMidjan = twist neersloeg in het veld van MoabMoab = (afstammend) van de vader; en de naam van zijn stad was AwitAwit = puinhoop.
47 En HadadHadad = Ik zal zacht bewegen, Ik zal liefhebben stierf, en SamlaSamla = kleed uit MasrekaMasreka = wijngaard of rivierstad regeerde in zijn plaats.
48 En SamlaSamla = kleed stierf en SaulSaul = afgebeden (van God), uit RechobotRechobot = markten aan de rivier, regeerde in zijn plaats.
49 En SaulSaul = afgebeden (van God) stierf en Baäl-ChananBaäl-Chanan = de heer is genadig, zoon van AchborAchbor = muis, regeerde in zijn plaats.
50 En Baäl-ChananBaäl-Chanan = de heer is genadig stierf en HadadHadad = Ik zal zacht bewegen, Ik zal liefhebben regeerde in zijn plaats, en de naam van zijn stad was PaiPai = geblaat, en de naam van zijn vrouw was MehetabelMehetabel = weldadig is God, dochter van MatredMatred = voorwaarts stoten, dochter van Me-ZahabMe-Zahab = goudwater.
51 En HadadHadad = Ik zal zacht bewegen, Ik zal liefhebben stierf en zij waren stanhoofden van EdomEdom = rood: het stamhoofd van TimnaTimna = schuchter, het stamhoofd van AljaAlja = kwaad, het stamhoofd van JetetJetet = een nagel,
52 het stamhoofd van OholibamaOholibama = tent van de hoge plaats, stamhoofd van ElaEla = eik, het stamhoofd van PinonPinon = kopermijn,
53 het stamhoofd van KenazKenaz = jager, stamhoofd van TemanTeman = aan de rechterhand, zuidelijk, het stamhoofd van MibsarMibsar = versterking,
54 het stamhoofd van MagdiëlMagdiël = mijn roem is God, het stamhoofd van IramIram = tot de stad behorend. Dezen waren de stamhoofden van EdomEdom = rood.

Terug naar de indexpagina
Naar 1 Kronieken 2
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.