|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Dezen zijn het die bij kwamen, naar , terwijl hij nog in vrijheidsbeperking was van het aangezicht van , zoon van . En zij waren onder de machtige mannen, helpers in de strijd,
2 die gewapend waren met de boog, die de rechterhand gebruiken en de linkerhand gebruiken met stenen en met pijlen in de boog. Zij waren uit de broeders van , uit .
3 De hoofden waren en , zonen van , de Gibeatiet, en en , zonen van , en en , de Anatotiet,
4 en , de Gibeoniet, een machtig man onder de dertig en over de dertig, en en en en , de Gederatiet,
5 en en en en , de Charufiet,
6 en en en en , de Korachieten,
7 en en , zonen van , uit .
8 En van de Gadieten scheidden zichzelf voor af bij de bergvesting in de wildernis, machtige mannen van de dapperheid, mannen van het leger voor de strijd, die zich in slagorde opstellen met grootschild en lans; en hun aangezichten waren als het aangezicht van een leeuw en zij waren vlug als de gazellen op de bergen.
9 was het hoofd, de tweede, de derde,
10 de vierde, de vijfde,
11 de zesde, de zevende,
12 de achtste, de negende,
13 de tiende, de elfde.
14 Dezen van de zonen van waren hoofden van het leger, de kleinste één per honderd en de grote per duizend.
15 Dezen waren het die de overstaken in de eerste maand, toen die al zijn oevers vulden, en zij dreven allen weg uit de valleien, naar het oosten en naar het westen.
16 En van de zonen van en kwamen tot aan de bergvesting, bij .
17 En ging uit voor hun aangezichten en hij antwoordde en hij zei tot hen: "Indien jullie voor vrede tot mij kwamen, om mij te helpen, dan zal mijn hart één met jullie zijn, maar indien jullie mij verraden aan mijn benauwers, terwijl er in mijn handpalmen geen geweld is, zal de Elohim van onze vaders het zien en Hij zal corrigeren."
18 En geest bekleedde , hoofd van de dertig. "Voor u, , en met u, zoon van , vrede, vrede voor u en vrede voor die u helpt, want uw Elohim helpt u." En ontving hen en hij ging hen als hoofden van de bende.
19 En van liepen er over naar , toen hij met Filistijnen kwam tegen voor de strijd, maar zij hielpen hen niet, want na beraadslaging zonden de stadsvorsten van de Filistijnen hem weg, zeggend: "Bij onze hoofden, hij zal afvallen naar zijn heer ."
20 Toen hij naar ging, vielen van van hem af: en en en en en en , hoofden van de duizenden die van waren.
21 En zij hielpen tegen de bende, want allen waren zij machtige mannen van dapperheid en zij werden oversten van het leger.
22 Want in die tijd kwamen er van dag tot dag om te helpen, totdat er een groot legerkamp was zoals het legerkamp van Elohim.
23 En dit zijn de aantallen van de hoofden die uittrokken met het leger; zij kwamen tot in om het koninkrijk van naar hem te doen omkeren, naar de mond van JAHWEH:
24 zonen van , die het grootschild en de lans dragen, zes duizend en acht honderd, uittrekkend met het leger;
25 van de zonen van : machtige mannen van dapperheid voor het leger, zeven duizend en honderd;
26 van de zonen van de eten: vier duizend en zes honderd;
27 en , de bewindvoerder van , en met hem drie duizend en zeven honderd;
28 en , een knaap, een machtige man van dapperheid en het huis van zijn vader: twee en twintig hoofden;
29 en van de zonen van , broeders van : drie duizend; en tot aan hiertoe had het merendeel van hen de opdracht van het huis van onderhouden;
30 en van de zonen van : twintig duizend en acht honderd, machtige mannen van dapperheid, mannen van naam voor het huis van hun vaders;
31 van de helft van het stamhuis van : achttien duizend, die bij naam gespecificeerd werden om te komen om koning te maken;
32 van de zonen van zij die weten van het verstaan van de tijd, wetend wat zal doen; hun hoofden waren tweehonderd, en al hun broeders op hun mond;
33 van die uitgaan met het leger, die zich opstellen in de slagorde van de strijd, met alle wapens van de oorlog: vijftig duizend, samendrommend zonder een dubbel hart;
34 en van : duizend oversten, en met hen zeven en dertig duizend met grootschild en speer;
35 en van de ieten die zich in slagorde opstellen voor de strijd: acht en twintig duizend en zeshonderd;
36 en van die uitgingen met het leger, zich in slagorde opstellend voor de strijd: veertig duizend;
37 en van de overkant van de , van de ieten en de ieten en de helft van de stam van , met alle wapens van het leger voor de strijd: honderd en twintig duizend.
38 Al dezen waren mannen van de oorlog, die samendromden in slagorde met een volkomen hart; zij kwamen naar om koning te maken over heel . En ook heel het overige van was één van hart om tot koning te maken.
39 En zij waren daar met , drie dagen, etend en drinkend, want hun broeders hadden het voor hen toebereid.
40 En ook die dichtbij hen stonden, tot aan en en , brachten brood op ezels en op kamelen en op muildieren en op ossen: voedsel, meel, geperste gedroogde vijgenkoeken en rozijnentrossen en wijn en olie en grootvee en kleinvee in veelheid, want er was vreugde in .
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Kronieken 13
|
|