|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En stond op tegen en hij zette aan om te tellen.
2 En zei tot en tot de oversten van het volk: "Gaat! Nummert , van tot aan , en brengt het resultaat tot mij. Dan zal ik hun census weten."
3 En zei: "JAHWEH zal aan Zijn volk toevoegen, honderd keer als hen. Mijn heer de koning, zijn niet allen van hen tot dienaren van mijn heer? Waarom zal mijn heer dit zoeken? Waarom zal er schuld over komen?"
4 En het woord van de koning was ontoegevend tegen . En ging uit en hij wandelde door heel , en hij kwam in .
5 En gaf het getal van de volkstelling van het volk aan , en heel was één miljoen en honderd duizend mannen die het zwaard trekken, en vier honderd en zeventig duizend mannen die het zwaard trekken.
6 En en bezocht hij niet in hun midden, want het woord van de koning werd verafschuwd door .
7 En het was kwaad in de ogen van de Elohim vanwege deze zaak en Hij sloeg .
8 En zei tot de Elohim: "Ik zondigde uitermate dat ik deze zaak deed. En nu, doe alstublieft de verdorvenheid van Uw dienaar passeren, want ik handelde uitermate onverstandig."
9 En JAHWEH sprak tot , s visioenenziener, zeggend:
10 "Ga!, en spreek tot , zeggend: Zo zegt JAHWEH, drie dingen strek Ik voor jou uit. Kies voor jou één van hen, en Ik zal die aan jou doen."
11 En kwam bij en hij zei tot hem: "Zo zegt JAHWEH, ontvang voor jou!
12 Of er is drie jaren hongersnood, of drie maanden weggeveegd worden van voor het aangezicht van jouw benauwers, terwijl het zwaard van je vijanden je inhaalt, of drie dagen het zwaard van JAHWEH en pest in het land, en een boodschapper die verderf brengt in heel het grondgebied van . En nu, zie, welk woord zal ik terug brengen aan de Zender van het woord?"
13 En zei tot : "Het is voor mij uitermate benauwdheid. Alstublieft, laat mij vallen in de hand van JAHWEH, want Zijn mededogen is uitermate veel, en het moet niet zo zijn dat ik val in de hand van een mens."
14 En JAHWEH gaf pest in en er vielen van zeventig duizend mannen.
15 En de Elohim zond een boodschapper naar , om haar te ruïneren. En toen hij op het punt stond te ruïneren, keek JAHWEH en Hij had spijt over het kwaad. En Hij zei tot de boodschapper die verderf bracht: "Genoeg nu, ontspan je hand!" En de boodschapper van JAHWEH stond bij de dorsvloer van , de Jebusiet.
16 En hief zijn ogen op en hij zag de boodschapper van JAHWEH, staande tussen de aarde en tussen de hemelen, en zijn zwaard was getrokken, in zijn hand, uitgestrekt over . En en de oudsten, bedekt met rouwgewaden, vielen op hun aangezicht.
17 En zei tot de Elohim: "Zei ik niet dat het volk geteld moest worden? En ik was het die zondigde en ik deed het kwaad, kwaad doende. En deze kudde kleinvee, wat deden zij? JAHWEH, mijn Elohim, laat alstublieft Uw hand komen tegen mij en tegen het huis van mijn vader, en niet als plaag tegen Uw volk."
18 En de boodschapper van JAHWEH zei tot om tot te zeggen dat op zou gaan om een altaar op te richten voor JAHWEH op de dorsvloer van , de Jebusiet.
19 En ging op, naar het woord van dat hij sprak in de Naam van JAHWEH.
20 En keerde terug en hij zag de boodschapper; en vier van zijn zonen die bij hem waren verschuilden zich en dorste tarwe.
21 En kwam bij . En keek op en hij zag . En hij ging uit van de dorsvloer en hij wierp zich neer voor , met zijn neus naar de aarde.
22 En zei tot : "Geef aan mij deze plaats van de dorsvloer, dan zal ik er een altaar voor JAHWEH op bouwen. Geef hem aan mij voor de volle waarde in zilver. Dan zal de plaag over het volk worden beteugeld."
23 En zei tot : "Neem het voor u, en mijn heer de koning zal het goede doen in zijn ogen. Zie!, ik geef u de ossen voor de opstijgoffers en de dorssleden voor het hout en de tarwe voor het erkenningsoffer. Ik zal het allemaal geven."
24 En koning zei tot : "Nee, want ik zal kopen, ja kopen, met vol zilver, want ik zal niet naar JAHWEH dragen wat van u is en een gratis opstijgoffer doen opgaan."
25 En gaf aan voor de plaats het gewicht van zes honderd gouden shekels.
26 En bouwde daar een altaar voor JAHWEH en hij deed opstijgoffers en vredeoffers opgaan. En hij riep tot JAHWEH en Hij antwoordde hem met vuur vanaf de hemelen op het altaar van het opstijgoffer.
27 En JAHWEH sprak tot de boodschapper en hij deed zijn zwaard terugkeren in haar schede.
28 In die tijd, toen zag dat JAHWEH hem antwoordde op de dorsvloer van , de Jebusiet, en offerde hij daar.
29 En de verblijfplaats van JAHWEH, die maakte in de wildernis, en het altaar van het opstijgoffer, zij waren in die tijd in de hoge plaats in .
30 En was niet in staat om voor Zijn aangezicht te gaan om Elohim ernstig te zoeken, want hij was geschrokken van het aangezicht van het zwaard van de boodschapper van JAHWEH.
Terug naar de indexpagina
Naar 1 Kronieken 22
|
|