|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En er was hongersnood in de dagen van , drie jaren, jaar na jaar, en zocht het aangezicht van JAHWEH. En JAHWEH zei: "Op en op zijn huis is de bloedschuld, omdat hij de Gibeonieten ter dood bracht."
2 En de koning riep om de Gibeonieten en hij zei tot hen (en de Gibeonieten zijn niet van de zonen van , maar zij zijn veeleer vanaf het restant van de Amorieten. En de zonen van zweerden tot hen en probeerde hen neer te slaan in zijn ijverig zijn voor de zonen van en ).
3 En zei tot de Gibeonieten: "Wat zal ik voor jullie doen? En waarmee zal ik een beschutting maken? En zegent het lotbezit van JAHWEH!"
4 En de Gibeonieten zeiden tot hem: "Er is voor ons geen zilver en goud bij en bij zijn huis. En er is voor ons geen man om ter dood te brengen in ." En hij zei: "Wat zeggen jullie dat ik voor jullie zal doen?"
5 En zij zeiden tot de koning: "De man die een einde aan ons maakte en die het tegen ons van plan is - wij worden uitgeroeid in het ons opstellen in het grondgebied van -
6 zeven mannen van zijn zonen werden ons gegeven, en wij hingen hen aan de galg voor JAHWEH in van , de uitverkorene van JAHWEH." En de koning zei: "Ik, ik zal ze geven."
7 En de koning spaarde , zoon van , zoon van , vanwege de eed van JAHWEH die tussen hen was, tussen en tussen , zoon van .
8 En de koning nam de twee zonen van , dochter van , die zij baarde voor , en , en vijf zonen van , dochter van , die zij baarde voor , zoon van , de Mecholatiet.
9 En hij gaf hen in de hand van de Gibeonieten en zij hingen hen aan de galg in het gebergte, voor het aangezicht van JAHWEH. En de zeven vielen tezamen en zij werden ter dood gebracht in de dagen van de oogst, in de eerste, bij aanvang van de gersteoogst.
10 En , dochter van , nam het rouwgewaad en zij strekte het voor haarzelf uit op de rots, vanaf de aanvang van de oogst, tot er water op uitgestort werd vanaf de hemelen. En zij liet de vogels van de hemelen niet toe overdag op hen te rusten en het dier van het veld bij nacht.
11 En het werd aan verteld wat , dochter van , bijvrouw van , deed.
12 En ging en hij nam de botten van en de botten van , zijn zoon, weg van de bezitters van , die ze gestolen hadden vanaf het plein van , daar waar de Filistijnen hen gehangen hadden in de dag dat de Filistijnen neergeslagen hadden in .
13 En hij deed vanaf daar de botten van en de botten van , zijn zoon, opgaan. En zij verzamelden de botten van hen die aan de galg gehangen waren.
14 En zij begroeven de botten van en , zijn zoon, in het land van , in , in het graf van , zijn vader, en zij deden alles wat de koning als instructie gaf. En daarna verhoorde Elohim het dringende verzoek voor het land.
15 En er kwam nog een strijd van de Filistijnen met . En daalde af en zijn dienaren met hem, en zij vochten met de Filistijnen en was flauw van de honger.
16 En , die was van de ingeborenen van de - het gewicht van zijn speer was driehonderd kopergewichten - was omgord met een nieuw zwaard en hij sprak van het neerslaan van .
17 En , zoon van , hielp hem en hij sloeg de Filistijn neer en hij bracht hem ter dood. Toen bezweerden de mannen van hem, zeggend: "U zal niet verder met ons naar de strijd uitgaan en u zal de lamp van niet uitdoven."
18 En het gebeurde daarna dat het gevecht verder gaat in , met de Filistijnen. Toen sloeg , de Chusatiet, , neer die een van de ingeborenen was van de .
19 En er was opnieuw strijd in met de Filistijnen en , zoon van , de Betlehemiet, sloeg Lahmi, de broer van , de Gittiet, neer. En het hout van zijn speer was als de hevelcilinder van wevers.
20 En er was opnieuw strijd in . En er was een man van grote afmeting, en de vingers van zijn handen en de tenen van zijn voeten waren er zes en zes, vierentwintig in getal. En ook hij werd geboren aan de .
21 En hij smaadde . En , zoon van , broeder van , sloeg hem neer.
22 Deze vier werden geboren aan de , in , en zij vielen door de hand van en door de hand van zijn dienaren.
Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 22
|
|