|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En alle stammen van kwamen bij , in . En zij spraken, zeggend: "Aanschouw ons!, wij zijn uw bot en uw vlees.
2 Zowel gisteren als ook eergisteren*1), toen koning over ons was, was u degene die deed uitgaan en inbrengen. En JAHWEH zei tot u: Jij zal Mijn volk weiden en jij zal bewindvoerder over zijn."
3 En alle oudsten van kwamen bij de koning, in , en de koning, , sneed met hen een verbond, in , voor het aangezicht van JAHWEH en zij zalfen tot koning over .
4 was een zoon van dertig jaren toen hij koning werd. Hij regeerde veertig jaren.
5 In regeerde hij over zeven jaren en zes maanden, en in regeerde hij drieëndertig jaren over heel en .
6 En de koning en zijn mannen gingen naar , naar de Jebusieten die woonden in het land. En men zei tot , zeggend: "U zult niet hier binnen gaan, maar veeleer doen de blinden en de verlamden u terugtrekken, zeggend: zal hier niet binnen komen."
7 En verovert de bergvesting , zij is de stad van .
8 En zei in die dag: "Een ieder die de Jebusiet neerslaat, hij zal hen door de watertunnel bereiken. Maar de verlamden en de blinden - zij haten de ziel van . Daarom zegt men: de lamme en de blinde zal niet binnen komen in het huis."
9 En woonde in de bergvesting en hij noemde haar: stad van . En bouwde rondom, vanaf het bolwerk en naar binnen.
10 En ging, gaande en groot wordend. En JAHWEH, Elohim van legermachten, was met hem.
11 En , koning van , zond boodschappers naar en cederhout en vakmannen van het hout en vakmannen van de steen voor de zijmuur, en zij bouwden een huis voor .
12 En wist dat JAHWEH hem vestigde als koning over en dat Hij zijn koninkrijk verheven had vanwege Zijn volk .
13 En nam meer bijvrouwen en vrouwen uit , na zijn komst uit , en er werden aan meer zonen en dochters geboren.
14 En deze zijn de namen van die aan hem in werden geboren: en en en ,
15 en en en en ,
16 en en en .
17 En de Filistijnen hoorden dat zij tot koning over zalfden. En alle Filistijnen gingen op om te zoeken. En hoorde het en hij daalde af naar de bergvesting.
18 En de Filistijnen kwamen en zij waaierden uit in de vallei van .
19 En vroeg aan JAHWEH, zeggend: "Zal ik opgaan naar de Filistijnen? Zal U hen in mijn hand geven?" En JAHWEH zei tot : "Ga op, want Ik geef, ja geef de Filistijnen in jouw hand."
20 En kwam in en sloeg hen daar neer, en hij zei: "JAHWEH brak door mijn vijanden voor mijn aangezicht, als een doorbraak van water." Vanwege dit noemde hij de naam van die plaats .
21 En zij verlieten daar hun afgodsbeelden. En en zijn mannen droegen ze weg.
22 En de Filistijnen gingen nog voort met opgaan en zij waaierden uit in de vallei van .
23 En vroeg aan JAHWEH, en Hij zei: "Jij zal niet opgaan; ga om hen heen, tot achter hen en kom tot hen van tegenover de espen.
24 En het gebeurt als jij het geluid van marcheren hoort in de toppen van de espen, dan zal jij beslissend handelen, want dan gaat JAHWEH uit voor jouw aangezicht, om in het legerkamp van de Filistijnen neer te slaan."
25 En deed zoals JAHWEH hem instructie gaf. En hij sloeg de Filistijnen neer vanaf tot zo ver als je komt bij .
*1) - "zowel gisteren als ook eergisteren" = een uitdrukking voor "al lang geleden" of "al heel lang".
Terug naar de indexpagina
Naar 2Samuël 6
|
|