|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 In het zevende jaar van werd koning en hij regeerde veertig jaren in . En de naam van zijn moeder was , uit .
2 En deed het rechte in de ogen van JAHWEH, al zijn dagen waarin , de priester, hem onderricht gaf.
3 Maar de hoge plaatsen namen zij niet weg. Het volk offerde nog en deed wierook roken op de hoge plaatsen.
4 En zei tot de priesters: "Alle zilver van de heilige donaties dat in het huis van JAHWEH gebracht wordt, passerend zilver, iemands zilver van zielen van zijn taxatie, alle zilver dat komt op het hart van een man om het naar het huis van JAHWEH te brengen,
5 zullen de priesters tot zich nemen, elk van zijn buurtlid, en zij, zij zullen de leemte van het huis repareren, overal waar een leemte wordt gevonden."
6 En het gebeurde in het drie en twintigste jaar van koning dat de priesters de leemte van het huis niet repareerden.
7 En koning riep tot , de priester, en tot de priesters, en hij zei tot hen: "Wat is de reden dat jullie niet de leemte van het huis repareerden? En nu, het moet niet zo zijn dat jullie zilver nemen van jullie buurtleden, maar jullie zullen het geven voor de leemte van het huis."
8 En de priesters stemden toe, zodat zij geen zilver namen van het volk, en niet de leemte van het huis repareerden.
9 En , de priester, nam één kist en hij boorde een gat in zijn deksel en hij gaf hem naast het altaar, aan de rechterkant als men binnen komt in het huis van JAHWEH. En de priesters die de drempel bewaken gaven daarin al het zilver dat in het huis van JAHWEH werd gebracht.
10 En het gebeurde als zij zien dat er veel zilver in de kist was, dat de schrijver van de koning opging met de hogepriester. En zij bundelden en zij telden het zilver dat gevonden wordt in het huis van JAHWEH.
11 En zij gaven het gewogen zilver op de handen van die het werk doen, de opzichters in het huis van JAHWEH. En zij deden het uitgaan naar de vakmannen van het hout en naar de bouwers die werken in het huis van JAHWEH,
12 en naar de muurbouwers en naar de steenhouwers en om hout te kopen en gehouwen stenen, om de leemte van het huis van JAHWEH te repareren en voor al wat uitgegeven wordt aan het huis, om het te repareren.
13 Er werden echter voor het huis van JAHWEH geen zilveren bekkens gemaakt, lontmessen, besprengschalen, trompetten, elk voorwerp van goud en voorwerp van zilver, van het zilver dat in het huis van JAHWEH werd gebracht,
14 want zij gaven het aan die het werk deden en zij repareerden daarmee het huis van JAHWEH.
15 En zij vroegen geen rekenschap aan de mannen die zij het zilver op hun hand geven om het te geven aan hen die het werk doen, want zij handelen in betrouwbaarheid.
16 Het zilver van het schuldoffer en het zilver van de zondeoffers brachten zij niet in het huis van JAHWEH, want het was voor de priesters.
17 Dan ging , koning van , op en hij vocht tegen en hij veroverde haar. En plaatste tegen zijn aangezicht om tegen op te gaan.
18 En , koning van , nam alle heilige donaties die en en , zijn vaders, koningen van , heiligden, en zijn heilige donaties en al het goud dat gevonden werd in de schatkamers van het huis van JAHWEH en het huis van de koning. En hij zond naar , koning van . En hij ging op vanaf .
19 En de rest van de zaken van en alles wat hij deed, zijn zij niet geschreven op de boekrol van de woorden van de dagen van de koningen van ?
20 En zijn dienaren stonden op en zij maakten een samenzwering, ja samenzwering. En zij sloegen neer in het huis van het bolwerk, dat afdaalt naar .
21 En , zoon van , en , zoon van , zijn dienaren, zij sloegen hem neer en hij stierf. En zij begroeven hem bij zijn vaders, in de stad van . En , zijn zoon, regeerdw in zijn plaats.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 13
|
|