|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En het gebeurde in het derde jaar van , zoon van , koning van , dat , zoon van , koning werd van .
2 Hij was een zoon van vijf en twintig jaren toen hij koning werd en hij regeerde negen en twintig jaren in . En de naam van zijn moeder was , dochter van .
3 En hij deed het rechte in de ogen van JAHWEH, zoals alles wat , zijn vader, deed.
4 Hij deed de hoge plaatsen weg en hij brak de monumenten af en hij hakte de paal om en hij sloeg de koperen slang kapot die had gemaakt (want tot aan die dagen deden de zonen van er wierook voor roken) en hij noemde die .
5 Hij vertrouwde in JAHWEH, Elohim van , en na hem was er niemand zoals hij onder alle koningen van , noch die vóór hem waren.
6 En hij kleefde aan JAHWEH en hij trok zich niet terug van achter Hem en hij nam Zijn instructies in acht, die JAHWEH aan als instructie gaf.
7 En JAHWEH was met hem, in al waarheen hij uit ging; en hij ging intelligent te werk. En hij kwam in opstand tegen de koning van en hij diende hem niet.
8 Hij sloeg de Filistijnen neer tot aan en haar grondgebieden, vanaf een toren van veldwachters tot aan de vestingstad.
9 En het gebeurde in het vierde jaar van koning , dat is het zevende jaar van , zoon van , koning van , dat , koning van , op ging tegen ; en hij belegerde haar.
10 En zij veroverden haar aan het einde van drie jaren. In het zesde jaar van , dwz. het negende jaar van , koning van , werd veroverd.
11 En de koning van deporteerde naar , en hij geleidde hen naar en naar , de rivier van , en de steden van de ,
12 omdat zij niet luisterden naar de stem van JAHWEH, hun Elohim. En zij overschreden Zijn verbond, al wat , Zijn dienaar, als instructie gaf. En zij luisterden niet en zij deden het niet.
13 En in het veertiende jaar van koning ging , koning van , op tegen alle verdedigde steden van en hij nam ze in bezit.
14 En , koning van , zond tot de koning van , naar , zeggend: "Ik zondigde. Keer terug van mij. Wat u op mij zal geven zal ik dragen." En de koning van legde , koning van , drie honderd talenten zilver en dertig talenten goud op.
15 En gaf al het zilver dat in het huis van JAHWEH werd gevonden en in de schatkamers van het huis van de koning.
16 In die tijd hakte de deuren van de tempel van JAHWEH weg en de deurposten die , koning van , overtrok, en hij gaf ze aan de koning van .
17 En de koning van zond de tartan, de rab-saris en de rab-shakeh van naar koning , met een massieve strijdmacht, naar . En zij gingen op en zij kwamen bij . En zij stonden in de watergang van het bovenste reservoir, dat aan de hoofdweg is van het veld van de kledingwasser.
18 En zij riepen tot de koning en hij ging uit tot hen, , zoon van , die over het huis ging, en , de schrijver, en , zoon van , de verslaglegger.
19 En de zei tot hen: "Zegt, alstublieft, aan : Zo zegt de grote koning, de koning van : Wat is het vertrouwen waarmee u heeft vertrouwd?
20 U heeft gezegd: Alleen het woord van mijn lippen. Raadgeving en macht zijn voor de oorlog! Nu, op wie vertrouwt u, dat u tegen mij in opstand komt?
21 Nu, aanschouw!, u vertrouwt voor uzelf op deze gekneusde leunstaf van riet, op , waarop een man zich ondersteunt. En hij komt in zijn handpalm en hij doorboort die. Zo doet met allen die op hem vertrouwen.
22 En wanneer jullie tot mij zullen zeggen: Wij vertrouwen op JAHWEH, onze Elohim, is het niet Hij Wiens hoge plaatsen en Wiens altaren weg deed, maar Hij zegt tot en tot : Voor het aangezicht van dit altaar zullen jullie aanbidden in .
23 En nu, onderhandel, alstublieft, met mijn heer, met de koning van , en ik zal jullie twee duizend paarden geven indien jullie voor julliezelf de ruiters er op kunnen geven.
24 En hoe zullen jullie het aangezicht van de gouverneur omkeren, één van de kleine dienaren van mijn heer? Maar jij vertrouwt voor jezelf op voor strijdwagens en voor ruiters.
25 Nu, zonder JAHWEH ging ik op naar deze plaats om hem te ruïneren. JAHWEH zei tot mij: Ga op tegen het land en ruïneer het!"
26 En , zoon van , en en zeiden tot de : "Spreek, alstublieft, tot uw dienaren in het Aramees, opdat wij verstaan. En het moet niet zo zijn dat u met ons spreekt in het Judees, in de oren van het volk dat op de muur is."
27 En de zei tot hen: "Zond mijn heer mij tot uw heer en tot u om deze woorden te spreken? Is het niet tot de mannen die op de muur zitten, om hun uitwerpselen te eten en om hun urine te drinken, met jullie?"
28 En de stond en hij riep met grote stem in het Judees. En hij sprak en hij zei: "Hoort het woord van de koning, de grote koning van .
29 Zo zegt de koning! Het moet niet zo zijn dat jullie verleidt, want hij kan jullie niet uitredden uit zijn hand.
30 En het moet niet zo zijn dat jullie doet vertrouwen op JAHWEH, zeggend: JAHWEH zal ons zeker uitredden, en: deze stad zal niet in de hand van de koning van gegeven worden.
31 Het moet niet zo zijn dat jullie luisteren naar , want zo zegt de koning van : Maakt mij een zegen en komt uit tot mij en eet, elk van zijn wijnstok en elk van zijn vijgenboom, en drinkt, elk water uit zijn waterreservoir,
32 totdat ik kom. Dan neem ik jullie mee naar een land zoals jullie land, een land van graan en druivensap, een land van brood en wijngaarden, een land van helder gemaakte olijfolie en honing, en leeft! En jullie zullen niet sterven. Maar het moet niet zo zijn dat jullie luisteren naar , want hij zet jullie aan, zeggend: JAHWEH zal ons uitredden.
33 Redden, ja redden de elohim van de naties iemands land van de hand van de koning van ?
34 Waar zijn de elohim van en ? Waar zijn de elohim van , en ? Redden zij uit vanaf mijn hand?
35 Wie, onder alle elohim van de landen, zijn het die hen uitredden vanaf mijn hand, jou verzekerend dat JAHWEH uit mijn hand zal redden?"
36 En het volk hield zich stil en zij antwoordden hem met geen woord, want de instructie van de koning zei: "Jullie zullen hem niet antwoorden."
37 En , zoon van , die over het huis was, en , de schrijver, en , zoon van , de verslaggever, kwamen naar met gescheurde kleren, en zij vertelden hem de woorden van de .
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 19
|
|