|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En het gebeurde als koning het hoorde, hij zijn kleren scheurde en hij zichzelf bedekte met een rouwgewaad. En hij kwam het huis van JAHWEH binnen.
2 En hij zond , die over het huis was, en , de schrijver. En de oudsten van de priesters waren bedekt met rouwgewaden, voor , de profeet, zoon van .
3 En zij zeiden tot hem: "Zo zegt : Een dag van benauwdheid en terechtwijzing en belediging is deze dag, want zonen komen ter wereld en er is geen energie om te baren.
4 Misschien hoort JAHWEH, uw Elohim, luisteren alle woorden van de , die de koning van , zijn heer, zond om de levende Elohim te smaden en corrigeert Hij door de woorden die JAHWEH, uw Elohim, hoorde. En u, hef een gebed op aangaande het gevonden wordend overblijfsel."
5 En dienaren van koning kwamen bij .
6 En zei tot hen: "Zo zullen jullie zeggen tot jullie heer: Zo zegt JAHWEH. Het moet niet zo zijn dat jij vreest vanwege de woorden die jij hoorde, waarmee de knapen van de koning van Mij beschimpen.
7 Aanschouw! Ik geef in hem een geest en hij hoort een bericht en hij keert terug naar zijn land en Ik doe hem vallen in het zwaard, in zijn land."
8 En de keerde terug en hij vond de koning van , vechtend tegen , want hij hoorde dat hij het kamp bij had opgebroken.
9 En hij hoorde over , koning van , zeggend: "Aanschouw!, hij ging uit om met u te vechten." En hij keerde terug en hij zond boodschappers naar , zeggend:
10 "Zo zullen jullie spreken tot , koning van : Het moet niet zo zijn dat uw Elohim, in Wie u vertrouwt, u verleidt, zeggend: zal niet in de hand van de koning van gegeven worden.
11 Aanschouw!, u hoorde wat de koningen van deden met al de landen, ze verdoemend. En jullie, jullie zullen uitgered worden?
12 Hebben de elohim van de naties hen gered die mijn vaders ruïneerden - en en en de zonen van , die in waren?
13 Waar is de koning van en de koning van en de koning van de stad , en ?"
14 En nam de brieven uit de hand van de boodschappers en hij las ze. En hij ging op naar het huis van JAHWEH en spreidde ze uit voor het aangezicht van JAHWEH.
15 En bad voor het aangezicht van JAHWEH en hij zei: "JAHWEH, Elohim van , bij Wie de cherubs wonen, U bent de Elohim, de Enige, voor alle koninkrijken van de aarde. U maakte de hemelen en de aarde.
16 Strek Uw oor uit, JAHWEH, en hoor; ontsluit, JAHWEH, Uw ogen en zie; en hoor de woorden van die hij hem zond om de Levende Elohim te smaden.
17 Waarlijk, JAHWEH, de koningen van legden de naties en hun land droog.
18 En zij gaven hun elohim in het vuur, want zij zijn geen elohim, maar alleen een maaksel van mensenhanden, hout en steen. En zij vernietigen hen.
19 En nu, JAHWEH, onze Elohim, red ons, alstublieft, uit zijn hand. Dan zullen alle koninkrijken van de aarde weten dat U, JAHWEH, de enige Elohim bent."
20 En , zoon van , zond naar , zeggend: "Zo zegt JAHWEH, Elohim van . Wat jij tot Mij bad, over , koning van , heb Ik gehoord.
21 Dit was het woord dat JAHWEH over hem sprak: De maagdelijke dochter van veracht jou, zij hoonlacht jou. Achter jou beweegt de dochter van haar hoofd heen en weer.
22 Wie smaadt en beschimp jij? En tegen wie verhoogde jij jouw stem en hef jij jouw ogen hoog op? Tegen de Heilige van !
23 Door de hand van jouw boodschappers smaadt jij de Heer en jij zegt: Met de hoeveelheid van mijn strijdwagens ga ik op de hoogte van bergen, de flanken van . En ik hakte de statuur van zijn ceders om, de eerste keus van zijn cipressen, en ik kwam binnen in het einde van haar nachtverblijf, het woud van zijn akkerland.
24 Ik schepte en dronk onbekend water en ik legde met de zool van mijn voetstappen alle waterwegen droog van beneden-.
25 Heb je het niet van verre gehoord? Ik deed het van de dagen van vroeger en Ik gaf haar vorm. Nu bracht Ik haar en jij bent bezig met decimeren van verdedigde steden tot afgebrokkelde steenhopen.
26 En hun inwoners hebben korte handen; ze zijn ontsteld en zij staan beschaamd. Zij werden als kruid van het veld en het groen van de vegetatie, gras van daken, en verzengd voor het aangezicht van staand koren.
27 En Ik ken jouw zitten en jouw uitgaan en jouw komen en jullie schetteren tot Mij.
28 Omdat jullie tegen Mij schetteren en jullie zelfvoldaanheid opging in Mijn oren, plaats Ik Mijn gaffel in jullie neus en Mijn bit tussen jullie lippen en doe Ik jullie omkeren op de weg waarop jij kwam.
29 En dit is voor jou het teken: Eet in dit jaar het zelf gezaaide en in het tweede jaar wat vanzelf opkomt, en in het derde jaar zaaien en oogsten jullie en planten jullie wijngaarden en eten jullie van hun vrucht.
30 Maar het ontkomene dat overblijft van het huis van gaat verder, wortel schietend naar beneden en doet de vrucht omhoog komen.
31 Want van zal een overblijfsel uitgaan en een ontkomene van de berg . De ijver van JAHWEH van legermachten zal dit doen.
32 Daarom, zo zegt JAHWEH over de koning van : Hij zal niet tot deze stad komen en hij zal daar geen pijl schieten en hij zal haar niet confronteren met het schild en hij zal niet een aarden wal tegen haar uitgieten.
33 Via de weg die hij komt, via haar zal hij terugkeren en in deze stad zal hij niet komen, zegt JAHWEH met nadruk.
34 Want Ik bescherm deze stad, haar reddend vanwege Mijzelf en vanwege , Mijn dienaar."
35 En het gebeurde in die nacht dat een boodschapper van JAHWEH uitging en hij sloeg in het legerkamp van honderd vijf en tachtig duizend neer. En zij stonden vroeg in de ochtend op en aanschouw!, zij allen waren lijken, doden.
36 En , koning van , brak het kamp op en hij ging, en hij keerde terug en hij woonde in .
37 En het gebeurde dat hij aanbad in het huis van , zijn elohim. En en , zijn zonen, sloegen hem met het zwaard. En zij ontsnapten naar het land van . En , zijn zoon, regeerde in zijn plaats.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 20
|
|