|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En sprak tot de vrouw wiens zoon hij deed leven, zeggend: "Sta op en ga, jij en jouw huis, en verblijf tijdelijk waar je tijdelijk zal verblijven, want JAHWEH riep om de hongersnood, die ook zeven jaren over het land komt."
2 En de vrouw stond op en zij deed naar het woord van de man van de Elohim. En zij ging, zij en haar huis, en zij verbleef tijdelijk in het land van de Filistijnen, zeven jaren.
3 En het gebeurde aan het einde van de zeven jaren dat de vrouw terugkeerde vanaf het land van de Filistijnen, en zij ging uit om te schreeuwen tot de koning, voor haar huis en voor haar veld.
4 En de koning sprak tot , knaap van de man van de Elohim, zeggend: "Verhaal mij, alstublieft, alle grote dingen die deed."
5 En het gebeurde dat hij de koning verhaalde dat hij de dode deed leven, en aanschouw!, de vrouw wiens zoon hij deed leven, schreeuwde tot de koning om haar huis en om haar veld. En zei: "Mijn heer de koning, dit is de vrouw en dit is haar zoon die deed leven."
6 En de koning vroeg aan de vrouw en zij verhaalde het hem; en de koning gaf haar één hofdienaar, zeggend: "Herstel alles wat van haar was en alle opbrengsten van het veld, vanaf de dag dat zij het land verliet tot aan nu."
7 En kwam in , en , koning van , was ziek. En het werd hem verteld, zeggend: "De man van de Elohim kwam tot aan hier."
8 En de koning zei tot : "Neem in jouw hand een erkenningsgeschenk en ga om de man van de Elohim te ontmoeten. En jij raadpleegt JAHWEH door hem, zeggend: Zal ik deze ziekte overleven?"
9 En ging om hem te ontmoeten en hij nam een erkenningsgeschenk in zijn hand en elk goed ding van , een last van veertig kamelen. En hij kwam en hij stond voor zijn aangezicht en hij zei: "Uw zoon , koning van , zond mij naar u, zeggend: Zal ik deze ziekte overleven?"
10 En zei tot hem: "Ga, zeg tot hem: U zal overleven, ja overleven, en JAHWEH deed mij zien dat hij zal sterven, ja sterven."
11 En hij stond met zijn aangezicht gefixeerd en hij plaatste het totdat beschaamd stond. En de man van de Elohim huilde.
12 En zei: "Wat is de reden dat mijn heer huilt?" En hij zei: "Omdat ik weet welk kwaad jij zal doen aan de zonen van . In hun vestingen zal jij het vuur zenden en hun uitgekozen jonge mannen zal jij doden met het zwaard en hun kleine kinderen zal jij uiteen doen spatten en hun zwangere vrouwen zal jij open rijten."
13 En zei: "Maar wat is uw dienaar, de hond, dat hij deze grote zaak zal doen?" En zei: "JAHWEH deed mij jou zien als koning over ."
14 En hij ging weg van en hij kwam bij zijn heer. En hij zei tot hem: "Wat zei tot jou?" En hij zei: "Hij zei tot mij: U zal leven, ja leven."
15 En het gebeurde in de volgende dag dat men het gaas nam en het in water doopte, en men spreidde het uit over zijn aangezicht. En hij stierf. En regeerde in zijn plaats.
16 En in het vijfde jaar van , zoon van , koning van - en was koning van - werd , zoon van , koning van .
17 Een zoon van twee en dertig jaren was hij toen hij koning werd en hij regeerde acht jaren in .
18 En hij ging in de weg van de koningen van , zoals het huis van deed, want de dochter van werd hem tot vrouw. En hij deed het kwade in de ogen van JAHWEH.
19 En JAHWEH wilde niet ten gronde richten, vanwege , zijn dienaar, zoals Hij tot hem zei, hem een lamp gevend voor zijn zonen, al de dagen.
20 In zijn dagen overtrad van onder de hand van en zij deden over hen een koning regeren.
21 En passeerde naar en elke strijdwagen met hem. En het gebeurde dat hij 's nachts opstond en hij sloeg neer, dat hem omringde, en de oversten van de strijdwagens. En het volk vluchtte naar hun tenten.
22 En overtrad van onder de hand van tot aan deze dag. Dan overtrad in die tijd.
23 En de rest van de zaken van , en al wat hij deed, zijn zij niet geschreven op de boekrol van de woorden van de dagen van de koningen van ?
24 En lag neer bij zijn vaders. En hij werd begraven bij zijn vaders in de stad van . En , zijn zoon, regeerde in zijn plaats.
25 In het twaalfde jaar van , zoon van , koning van , werd , zoon van , koning van .
26 Een zoon van twee en twintig jaren was toen hij koning werd. En hij regeerde één jaar in . En de naam van zijn moeder was , dochter van , koning van .
27 En hij ging in de weg van het huis van en hij deed het kwade in de ogen van JAHWEH, zoals het huis van , want hij was een schoonzoon van het huis van .
28 En hij ging met , zoon van , naar de strijd met , koning van , in . En de Arameeërs sloegen neer.
29 En , de koning, keerde terug om genezen te worden in van de slagen die de Arameeërs hem sloegen in Rama, bij zijn vechten met , koning van . En , zoon van , koning van , daalde af om , zoon van , te zien in , want hij was gewond.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Koningen 9
|
|