|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En kreeg rijkdommen en heerlijkheid in veelheid. En hij verzwagerde zich met .
2 En aan het einde van jaren daalde hij af naar , naar , en slachtte voor hem, en voor het volk dat bij hem was, in veelheid van het kleinvee en van het grootvee en hij zette hem aan op te gaan naar .
3 En , koning van zei tot , koning van : "Gaat u met mij naar ?" En hij zei tot hem: "Ik ga zoals u gaat, en zoals uw volk gaat zo gaat mijn volk, en ik ga met u in de oorlog."
4 En zei tot de koning van : "Raadpleeg, alstublieft, vandaag het woord van JAHWEH!"
5 En de koning van riep de profeten bijeen, vier honderd mannen, en hij zei tot hen: "Zullen wij naar gaan, naar de oorlog, of zie ik er van af?" En zij zeiden: "Ga op, en de Elohim zal het in de hand van de koning geven."
6 Maar zei: "Is er hier geen andere profeet van JAHWEH, opdat wij via hem raadplegen?"
7 En de koning van zei tot : "Er is nog één man om JAHWEH te raadplegen, maar ik, ik haat hem, want hij profeteert uit zichzelf over mij niets goeds, maar al zijn dagen profeteert hij het kwade. Hij is , zoon van ." En zei: "Het moet niet zo zijn dat de koning zo spreekt."
8 En de koning van riep tot één hofdienaar en hij zei: "Breng vlug , zoon van ."
9 En de koning van en , koning van , zaten, elk op zijn troon, gekleed in statiekledij, zittend op de dorsvloer van het portaal van de poort van , en alle profeten profeteerden uit zichzelf voor hun aangezichten.
10 En , zoon van , maakte voor zich horens van ijzer en hij zei: "Zo zegt JAHWEH, met deze zal u stoten tot aan hun einde."
11 En alle profeten profeteerden zo, zeggend: "Ga op naar en wees voorspoedig, want JAHWEH geeft het in de hand van de koning."
12 En de boodschapper die ging om te roepen, sprak tot hem, zeggend: "Aanschouw!, de woorden van de profeten zijn met één mond, goed voor de koning. Alstublieft, uw woord zal worden als een van de hunne, en spreek goed."
13 En zei: "Zo waar JAHWEH leeft! Wat mijn Elohim zegt zal ik spreken."
14 En hij kwam bij de koning en de koning zei tot hem: ", zullen wij opgaan naar , voor de oorlog, of zie ik er vanaf?" En hij zei: "Gaat op en weest voorspoedig en zij zullen in uw hand gegeven worden."
15 En de koning zei tot hem: "Hoeveel malen heb ik jou bezworen dat jij niets dan de waarheid tot mij zal spreken in de Naam van JAHWEH?"
16 En hij zei: "Ik zag heel verstrooid over de bergen, als een kudde kleinvee waarover geen herder is. En JAHWEH zegt: Er zijn geen heren voor deze; zij zullen terugkeren, ieder naar zijn huis, in vrede."
17 En de koning van zei tot : "Zei ik niet tot u: hij profeteert uit zichzelf niets goeds over mij, maar alleen kwaad?"
18 En zei: "Hoort het woord van JAHWEH: Ik zag JAHWEH, zittend op Zijn troon en heel het leger van de hemelen staande aan Zijn rechterzijde en aan zijn linkerzijde.
19 En JAHWEH zei: Wie zal , koning van , verlokken, zodat hij op zal gaan en hij zal vallen in ? En deze zegt dit en deze zegt zo.
20 Toen ging de geest uit en hij stond voor het aangezicht van JAHWEH, en hij zei: Ik, ik zal hem verlokken. En JAHWEH zegt tot hem: Waarmee?
21 En hij zegt: Ik zal uit gaan en ik word tot een geest van onwaarheid in de mond van al zijn profeten. En Hij zegt: Jij zal verlokken en ook zal jij de overhand hebben. Ga uit en doe zo!
22 En nu, aanschouw!, JAHWEH gaf een geest van onwaarheid in de mond van deze, uw profeten. En JAHWEH sprak kwaad over u."
23 En , zoon van , kwam dichtbij en hij sloeg op de wang, en hij zei: "Langs welke weg passeert de geest van JAHWEH van mij weg om met jou te spreken?"
24 En zei: "Aanschouw!, jij zal die dag zien waarin jij van kamer tot kamer komt om je te verschuilen!"
25 En de koning van zei: "Neemt en brengt hem terug naar , overste van de stad, en naar , zoon van de koning,
26 en zegt aldus: De koning zegt: Plaatst deze in het huis van de hechtenis en laat hem brood van verdrukking eten en water van verdrukking drinken, tot mijn terugkeren in vrede."
27 En zei: "Indien u zou terugkeren, ja terugkeren in vrede, sprak JAHWEH niet door mij!" En hij zegt: "Hoorm, volken, allemaal!"
28 En de koning van en , koning van , gingen op naar .
29 En de koning van zei tot "Ik zal mijzelf vermommen en in de strijd komen. En u, doe uw kledingstukken aan!" En de koning van vermomde zichzelf en zij kwamen in de strijd.
30 En de koning van gaf de oversten van de strijdwagens, die bij hem zijn, instructie, zeggend: "Jullie zullen niet vechten met de kleine of met de grote, behalve alleen met de koning van , alleen met hem!"
31 En het gebeurde als de oversten van de strijdwagens zagen, dat zij zeiden: "Hij is de koning van !" En zij keerden zich om om tegen hem te vechten. En schreeuwde het uit en JAHWEH hielp hem. En Elohim lokte hen van hem weg.
32 En het gebeurde als de oversten van de strijdwagens zagen dat hij niet de koning van was, dat zij zich van hem af keren.
33 En iemand trok in het wilde weg aan zijn boog en hij sloeg de koning van tussen de verbindingsstukken en tussen het harnas. En hij zei tot de strijdwagenmenner: "Keer je handen om en breng mij weg van het legerkamp, want ik ben gewond."
34 En de strijd werd hevig in die dag en de koning van stond in de strijdwagen tegenover , tot aan de avond. En hij stierf in de tijd van het ondergaan van de zon.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Kronieken 19
|
|