|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 In het zevende jaar betoonde zich standvastig en hij nam de oversten van de honderden met zich mee naar , zoon van , en naar , zoon van , en naar , zoon van , en , zoon van , en , zoon van , in een verbond.
2 En zij gingen rond in en de Levieten werden bijeengeroepen uit alle steden van , en de hoofden van de vaders van . En zij kwamen naar .
3 En heel de bijeenkomst sneed een verbond met de koning in het huis van de Elohim. En hij zei tot hen: "Aanschouw!, de zoon van de koning, hij zal regeren, zoals JAHWEH sprak over de zonen van .
4 Dit is de zaak die jullie zullen doen: Een derde van jullie, die komen op de sabbat, van de priesters en van de Levieten, zullen poortwachters van de drempels zijn,
5 en een derde in het huis van de koning en een derde in de Fundamentspoort. En heel het volk zal zijn in de hoven van het huis van JAHWEH.
6 En het moet niet zo zijn dat men het huis van JAHWEH binnen komt, behalve alleen de priesters en zij die de dienst verrichten, de Levieten. Zij, zij zullen binnen komen, want zij zijn heiligheid. En al het volk zal de opdracht van JAHWEH onderhouden.
7 En de Levieten omgeven de koning, rondom, elk met zijn wapens in zijn hand. En die tot het huis komt zal ter dood gebracht worden. En weest met de koning bij zijn inkomen en bij zijn uitgaan."
8 En de Levieten en allen van deden zoals , de priester, als instructie gaf. En elk nam zijn mannen die kwamen op de sabbat met die uit gaan op de sabbat, want liet geen afdelingen vrij.
9 En , de priester, gaf aan de oversten van de honderden de speren en de schilden en de borstharnassen, die van koning waren, die in het huis van de Elohim waren.
10 En hij installeerde heel het volk, elk met zijn werpspeer in zijn hand, van de rechterflank van het huis tot aan de linkerflank van het huis, bij het altaar en bij het huis, bij de koning, rondom.
11 En zij deden de zoon van de koning uitgaan, buiten, en zij gaven op hem het onderscheidingsteken en het getuigenis. En zij maakten hem koning. En en zijn zonen zalfden hem en zij zeiden: "De koning zal leven!"
12 En hoorde het geluid van het volk, dat rende en de koning lofprees. En zij kwam naar het volk bij het huis van JAHWEH.
13 En zij keek en aanschouw!, de koning stond op zijn kolom bij de ingang. En de oversten en de trompetten stonden bij de koning en heel het volk van het land verheugde zich en blies in de trompetten, met de zangers met de instrumenten van het lied en die bekend waren met het leiden van het lofprijzen. En scheurde haar kleren en zij zei: "Samenzwering! Samenzwering!"
14 En , de priester, deed de oversten van de honderden uitgaan, de officieren van de gewapende eenheid en hij zei tot hen: "Doet haar uitgaan, tot van de binnenkant van de gelederen! En die achter haar komt zal ter dood gebracht worden met het zwaard." Want de priester zei: "Jullie zullen haar niet ter dood brengen in het huis van JAHWEH."
15 En zij plaatsent de handen aan haar en zij kwam bij de ingang van de Paardenpoort van het huis van de koning, en zij brachten haar daar ter dood.
16 En sneed een verbond tussen hem en tussen heel het volk en tussen de koning om tot volk te zijn voor JAHWEH.
17 En heel het volk kwam bij het huis van de en zij braken het af. En zijn altaren en zijn beelden braken zij af. En , priester van de , doodden zij vóór de altaren.
18 En plaatste de supervisie over het huis van JAHWEH in de handen van de priesters, de Levieten, die opdeelde over het huis van JAHWEH, om de opstijgoffers van JAHWEH te doen opgaan, zoals staat geschreven in de wet van , met vreugde en met een lied van de hand van .
19 En hij deed de poortwachters staan op de poorten van het huis van JAHWEH, en geen onreine, in welke zaak dan ook, kwam er binnen.
20 En hij nam de oversten van de honderden en de edelen en de heersers van het volk en heel het volk van het land, en hij deed de koning afdalen van het huis van JAHWEH. En zij kwamen binnen door de bovenste poort van het huis van de koning en zij deden de koning zitten op de troon van het koninkrijk.
21 En heel het volk van het land verheugde zich. En de stad was rustig, en brachten zij ter dood met het zwaard.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Kronieken 24
|
|