|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Na deze dingen en dit trouwbetoon kwam , koning van en hij kwam in en hij legerde zich tegen de verdedigde steden en hij zei ze voor hem open te rijten.
2 En zag dat kwam en zijn aangezicht op oorlog tegen stond.
3 En hij beraadslaagde met zijn oversten en zijn machtige mannen om het water van de bronnen dicht te stoppen die aan de buitenzijde van de stad waren. En zij hielpen hem.
4 En er werd veel volk bijeengebracht en zij stopten alle springbronnen dicht en de overstromende wadi in het midden van het land, zeggend: "Waarom zullen de koningen van komen en veel water vinden?"
5 En hij betoonde zich standvastig en hij bouwde heel de muur waarin de bres geslagen was en hij zette er torens op en aan de buitenzijde een andere muur. En hij versterkte het bolwerk van de stad van . En hij maakte werpsperen en schilden in veelheid.
6 En hij gaf oversten van oorlog over het volk en hij riep hen bij hem bijeen op het plein van de stadspoort. En hij sprak tot hun hart, zeggend:
7 "Weest standvastig en weest resoluut. Het moet niet zo zijn dat jullie vrezen en het moet niet zo zijn dat jullie ontsteld worden vanwege het aangezicht van de koning van en voor de aangezichten van heel de schare die met hem is, want met ons zijn er meer dan met hem.
8 Met hem is een arm van vlees, maar met ons is JAHWEH, onze Elohim, om ons te helpen en om onze veldslagen te vechten." En het volk werd ondersteund door de woorden van , koning van .
9 Hierna zond , koning van , zijn dienaren naar , terwijl hij in was en al zijn heerschappij met hem, naar , koning van en naar heel die in waren, zeggend:
10 "Zo zegt , koning van . Waarop vertrouwen jullie en zitten jullie in de belegering van ?
11 Zet jullie niet aan om jullie te geven om te sterven door hongersnood en door dorst, zeggend: JAHWEH, onze Elohim, zal ons uitredden uit de handpalm van de koning van ?
12 Is het niet zo dat Zijn hoge plaatsen wegnam en Zijn altaren en hij tot en tot spreekt, zeggend: Voor één altaar zullen jullie aanbidden en daarop zullen jullie doen roken?
13 Weten jullie niet wat ik deed, ik en mijn vaders, met alle volken van de landen? Konden de elohims van naties van de landen hun land niet uitredden uit mijn hand?
14 Wie van de elohims van deze naties, die mijn vaders doemden, kon zijn volk uitredden uit mijn hand? Hoe kan jullie elohim jullie uitredden uit mijn hand?
15 En nu, het moet niet zo zijn dat jullie verleidt en het moet niet zo zijn dat hij jullie aanzet tot dit en het moet niet zo zijn dat jullie hem geloven, want geen enkele eloah van enige natie of koninkrijk kon zijn volk uitredden uit mijn hand en uit de hand van mijn vaders. Inderdaad, want ook jullie elohims zullen jullie niet uitredden uit mijn hand."
16 En verder spraken zijn dienaren tegen JAHWEH, de Elohim, en tegen , Zijn dienaar.
17 En hij schreef brieven om JAHWEH, Elohim van , te smaden en om tegen Hem te spreken, zeggend: "Zoals de elohims van de naties van de landen, die hun volk niet uitredden uit mijn hand, zo zal de Elohim van zijn volk niet uitredden uit mijn hand."
18 En zij riepen met grote stem, in het Judees, naar het volk van dat op de muur stond, om hen bevreesd te maken en om hen geagiteerd te maken, zodat zij de stad kunnen veroveren.
19 En zij spraken tot de Elohim van als over de elohims van de volken van de aarde, maaksel van de handen van de mens.
20 En , de koning, en , de profeet, zoon van , baden hierover en zij schreeuwden uit naar de hemelen.
21 En JAHWEH zond een boodschapper en hij onderdrukte elke machtige man van de strijdmacht en bewindvoerder en overste in het legerkamp van de koning van . En hij keerde met schaamte op zijn aangezicht terug naar zijn land. En hij kwam het huis van zijn elohim binnen en van die uitgaan van zijn inwendige delen velden hem daar met het zwaard.
22 En JAHWEH redde en de inwoners van van de hand van , koning van en van de hand van allen. En Hij dirigeerde hen rondom.
23 En er waren velen die een erkenningsoffer brengen aan JAHWEH, naar , en kostbare geschenken voor , koning van en hij werd vanaf toen verheven voor de ogen van alle naties.
24 In die dagen werd ziek, tot aan sterven toe. En hij bad tot JAHWEH. En Hij sprak tot hem en Hij gaf hem een wonder.
25 Maar deed voor Zijn weldaad niets terugkeren, want zijn hart werd hoogmoedig en er kwam driftigheid tegen hem en tegen en .
26 En was onderdanig in de hoogmoed van zijn hart, hij en de inwoners van , en er kwam geen driftigheid van JAHWEH over hen in de dagen van .
27 En het gebeurde dat uitermate veel rijkdom en heerlijkheid verkreeg. En hij maakte voor zich schatkamers voor zilver en voor goud en voor kostbare stenen en voor geurige stoffen en voor schilden en voor alle begeerlijke voorwerpen,
28 en voorraden voor de opbrengst van het graan en druivensap en helder gemaakte olie, en stallen voor allerlei beesten en bijeen gedreven kudden in de stallen.
29 En hij maakte voor zich steden en verwierf van het kleinvee en grootvee in veelheid, want Elohim gaf hem uitermate veel goederen.
30 En stopte de bovenste stromende bron van de wateren van dicht en hij ontketende naar beneden, naar het westen, naar de stad van . En was voorspoedig in al zijn werkzaamheid.
31 En toen de oversten van tussenpersonen naar hem zonden, om na te vragen naar het wonder dat in het land gebeurde, verliet de Elohim hem om hem te beproeven, om alles te weten wat in zijn hart was.
32 En de rest van de zaken van en zijn getrouwheden, aanschouw!, zij zijn geschreven in het visioen van , zoon van , de profeet, en op de boekrol van de koningen van en .
33 En lag neer bij zijn vaders en zij begroeven hem in de opgang van de graven van de zonen van . En zij brachten hem heerlijkheid in zijn dood, heel en de inwoners van . En , zijn zoon, regeerde in zijn plaats.
Terug naar de indexpagina
Naar 2 Kronieken 33
|
|