|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 In die nacht fladderde de slaap van de koning weg en hij zei de boekrol van de memoranda te brengen, de woorden van de dagen. En zij werden gelezen voor het aangezicht van de koning.
2 En er werd in geschreven gevonden dat over en , twee van de eunuchen van de koning, van de bewakers van de drempel, vertelde dat men probeerde de hand te zenden tegen koning .
3 En de koning zei: "Welke achting en grootheid werd om deze gedaan aan ?" En de knapen van de koning, die zijn dienst verrichtten, zeiden: "Er werd niets met hem gedaan."
4 En de koning zei: "Wie is er in de hof?" En kwam de buitenste hof van het huis van de koning binnen, om tot de koning te zeggen op te hangen op het hout dat hij voor hem had bereid.
5 En de knapen van de koning zeiden tot hem: "Aanschouw!, staat in de hof!" En de koning zei: "Hij zal binnen komen."
6 En kwam binnen en de koning zei tot hem: "Wat moet men doen met de man in wie de koning behagen schept in zijn achting?" En zei in zijn hart: "Aan wie zal de koning behagen scheppen om superlatieve achting te geven, meer dan aan mij?"
7 En zei tot de koning: "Voor de man in wiens achting de koning een behagen schept,
8 zal men kleding van het koninkrijk brengen, waarmee de koning zichzelf kleedde, en een paard waarop de koning heeft gereden, en dat de diadeem van het koninkrijk op zijn hoofd gegeven wordt.
9 En de kleding en het paard zal in de hand gegeven worden van iemand van de hooggeboren oversten van de koning, en zij kleden de man in wie de koning een behagen schept in zijn achting. En zij doen hem rijden op het paard op het plein van de stad, en zij roepen voor zijn aangezicht: Zo wordt gedaan met de man in wiens achting de koning een behagen schept."
10 En de koning zei tot : "Haast je en neem de kleding en het paard, zoals je sprak, en doe zo met , de Jood, die zit in de Koningspoort. Het moet niet zo zijn dat je iets weglaat van alles wat je sprak."
11 En nam de kleding en het paard en hij kleedde , en hij deed hem rijden op het plein van de stad en hij riep voor zijn aangezicht: "Zo wordt gedaan met de man in wiens achting de koning een behagen schept."
12 En keerde terug naar de Koningspoort, maar werd voortgedreven naar zijn huis, treurend en met zijn hoofd bedekt met een kap.
13 En verhaalde aan , zijn vrouw, en aan allen die hem lief hadden alles wat hem was overkomen. En zijn wijzen en , zijn vrouw, zeiden tot hem: "Indien , voor wie jij bent begonnen te vallen voor zijn aangezicht, uit het zaad van de Joden is, zal jij niet over hem de overhand hebben, want jij zal zeker vallen voor zijn aangezicht."
14 En terwijl zij nog met hem spraken bereikten de eunuchs van de koning hem, en zij repten zich om naar het feestmaal te brengen dat maakte.
Terug naar de indexpagina
Naar Ester 7
|
|