|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En dezen waren de hoofden van hun vaders en die met hen geregistreerd waren, die met mij opgingen van , tijdens de regering van , de koning.
2 Van de zonen van , ; van de zonen van , ; van de zonen van , ;
3 van de zonen van , van de zonen van , ; en met hem waren geregistreerd honderd en vijftig aan mannelijken;
4 van de zonen van , , de zoon van ; en met hem tweehonderd mannelijken;
5 van de zonen van , zoon van en met hem driehonderd mannelijken;
6 en van de zonen van , , zoon van en met hem vijftig mannelijken;
7 en van de zonen van , , zoon van en met hem zeventig mannelijken;
8 en van de zonen van , , zoon van en met hem tachtig mannelijken;
9 en van de zonen van , , zoon van ; en met hem tweehonderd en achttien mannelijken;
10 en van de zonen van , zoon van en met hem honderd en zestig mannelijken;
11 en van de zonen van , , zoon van en met hem acht en twintig mannelijken;
12 en van de zonen van , , zoon van en met hem honderd en tien mannelijken;
13 en van de zonen van , de laatsten, deze waren hun namen: , en en met hen zestig mannelijken;
14 en van de zonen van , en en met hen zeventig mannelijken.
15 En ik riep hen bijeen bij de rivier die komt tot en wij legerden ons daar, drie dagen. En ik beschouwde het volk en de priesters en ik vond daar geen zonen van .
16 En ik zond om , om , om en om en om en om en om en om en om , hoofden, en om en om , mannen van begrip.
17 En ik gaf hen instructie over , het hoofd in de plaats , en ik plaatste in hun mond woorden om te spreken tot en zijn broeder, en tot de die in de plaats waren, om tot ons dienstverrichters te brengen voor het huis van onze Elohim.
18 En zij brachten, naar de goede hand van onze Elohim, ons een man intelligentie van de zonen van , zoon van , zoon van , en en zijn zonen en zijn broeders, achttien,
19 en en met hem , van de zonen van , zijn broeders en hun zonen, twintig.
20 En van de , die en de oversten gaven voor de dienst van de Levieten, twee honderd en twintig ; zij werden allen gespecificeerd bij naam.
21 En ik riep daar een vasten uit aan de rivier , om onszelf nederig te maken voor het aangezicht van onze Elohim, om van Hem een rechte weg te zoeken, voor ons en voor onze peuter en voor al onze goederen,
22 want ik schaamde me om de koning een strijdmacht en ruiters te vragen om ons te helpen tegen een vijand op de weg, want we spraken tot de koning, zeggend: "De hand van onze Elohim is op allen die Hem zoeken, ten goede, en Zijn sterkte en Zijn boosheid op allen die Hem verlaten."
23 En wij vastten en wij vroegen onze Elohim hierover en Hij verhoorde ons dringende verzoek.
24 En ik zonderde van de oversten van de priesters twaalf af: , en met hen tien van hun broeders.
25 En ik woog voor hen het zilver en het goud en de vaten af, het hefoffer voor het huis van onze Elohim, dat de koning en zijn raadgevers en zijn oversten en allen die van gevonden werden, bijdroegen.
26 En ik woog op hun hand zes honderd en vijftig talenten zilver, en voorwerpen van zilver, ongeveer honderd talenten, goud, honderd talenten,
27 en twintig kleine bokalen van goud ter waarde van duizend darieken*1) en twee voorwerpen van goed goudglanzend koper, begeerlijk als goud.
28 En ik zei tot hen: "Jullie zijn heiligheid voor JAHWEH en de voorwerpen zijn heiligheid, en het zilver en het goud zijn een vrijwillig offer aan JAHWEH, Elohim van jullie vaders.
29 Weest waakzaam en bewaakt het tot jullie het afwegen voor de aangezichten van de oversten van de priesters en de Levieten en de oversten van de vaders van in Jeruzalem, in de kamers van het huis van JAHWEH."
30 En de priesters en de Levieten namen het gewicht van het zilver en het goud en de voorwerpen in ontvangst, om ze naar Jeruzalem te brengen, naar het huis van onze Elohim.
31 En wij reisden van de rivier van in de twaalfde van de eerste maand, om naar te gaan. En de hand van onze Elohim was over ons en Hij redde ons uit de handpalm van de vijand en die hinderlagen legden op de weg.
32 En wij kwamen in en wij zaten daar drie dagen.
33 En in de vierde dag werd het zilver en het goud en de voorwerpen gewogen in het huis van onze Elohim op de hand van , zoon van , de priester, en met hem was , zoon van , en met hen waren , zoon van , en , zoon van , de Levieten.
34 Dit alles was naar getal en gewicht. En heel het gewicht werd in die tijd opgeschreven.
35 En die uit de krijgsgevangenschap kwamen, de zonen van de deportatie, brachten opstijgoffers aan de Elohim van , twaalf jonge stieren namens heel , zes en negentig rammen, zeven en zeventig mannetjes lammeren en twaalf bokken van het zonde-offer; dit alles was een opstijgoffer aan JAHWEH.
36 En zij gaven de edicten van de koning aan de landvoogden van de koning en de gouverneurs van de overkant van de rivier. En zij assisteerden het volk en het huis van de Elohim.
*1) - Dariek - een gouden munt in het Perzische rijk. Ongeveer 8.4 gram.
Terug naar de indexpagina
Naar Ezra 9
|
|