|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Toen , zoon van Immer, de priester - hij was opzichter, bewindvoerder in het huis van JAHWEH - deze woorden hoorde profeteren,
2 sloeg , de profeet, en gaf hem in de houten strafwerktuigen die in de bovenste poort van zijn, in het huis van JAHWEH.
3 En het was vanaf de volgende dag dat deed uitgaan vanaf de houten strafwerktuigen, dat tot hem zei: JAHWEH riep jouw naam niet , maar .
4 Want zo zegt JAHWEH: Aanschouw, Ik maak jou tot een terugdeinzende vrees voor jezelf en voor allen die jou liefhebben. En zij vallen in het zwaard van hun vijanden en jouw ogen zien het. En heel zal Ik in de hand van de koning van geven en hij zal hen deporteren naar en hij slaat hen neer met het zwaard.
5 En Ik geef alle bezittingen van deze stad weg en al haar arbeid en al haar kostbaarheden. En alle schatten van de koningen van zal Ik geven in de hand van hun vijanden. En zij zullen hen plunderen en zij zullen hen nemen en zij brengen hen naar .
6 En jij, , en alle inwoners van jouw huis, jullie zullen in krijgsgevangenschap gaan en jij zal in komen en jij zal daar sterven. En daar zal jij en allen die jou liefhebben begraven worden, want jij profeteerde tot hen in onwaarheid.
7 U verlokte mij, JAHWEH, en ik ben verlokt. U hield mij vast en U heeft de overhand. Ik ben tot vermaak geworden, heel de dag. Allen hoonlachen tot mij.
8 Want zo vaak als ik spreek schreeuw ik het uit! Geweld en verwoesting, roep ik. Want het woord van JAHWEH wordt voor mij tot smaad en tot bespotting, heel de dag.
9 En ik zeg: Ik zal Hem niet gedenken en ik zal niet meer spreken in Zijn Naam. En het wordt in mijn hart als een verterend vuur, beteugeld in mijn botten. Ik ben vermoeid van bevatten, maar ik kan het niet.
10 Want ik hoor het gemopper van velen: . Vertelt en wij zullen het vertellen! Elke sterveling die mijn vrede observeert ziet mijn misstap. Misschien zal hij verlokt worden en zullen wij over hem de overhand hebben en zullen wij onze wraakneming op hem nemen.
11 En JAHWEH is met mij als een verschrikkende Machtige. Vanwege dit zullen mijn achtervolgers struikelen en zij zullen niet de overhand hebben. Zij zullen uitermate beschaamd staan, want zij gaan niet effectief te werk. Aionisch schaamrood zal niet vergeten worden.
12 En JAHWEH van legermachten is Toetser van de rechtvaardige, Doorziener van nieren en hart. Ik zal Uw wraakneming over hen zien, want aan U vertrouwde ik mijn rechtszaak.
13 Zingt tot JAHWEH, lofprijst JAHWEH, want Hij redt de ziel van de behoeftige uit de hand van kwaaddoeners.
14 Vervloekt zij de dag waarin ik werd geboren, de dag waarin mijn moeder mij baarde; het moet niet zo zijn dat die gezegend zal worden.
15 Vervloekt zij de man die nieuws naar mijn vader bracht, zeggend: Aan jou is een zoon geboren, een mannelijke! En hij maakte zich verheugd, ja verheugd.
16 En die man worde als de steden die JAHWEH ondersteboven keerde en daar geen spijt van had. En hij hoort de uitroep in de ochtend en luid geschreeuw in de tijd van het middaguur.
17 Omdat hij mij niet ter dood bracht in de baarmoeder, daarom wordt mijn moeder voor mij tot mijn graf en is haar baarmoeder zwanger voor de aion.
18 Waarom is het dat ik vanaf de baarmoeder uitging? Is het om ellende en kwelling te zien en dat mijn dagen in schaamte eindigen?
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 21
|
|