|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 JAHWEH deed mij zien en aanschouw, twee draagmanden met vijgen die voor het aangezicht van de tempel van JAHWEH zijn gesteld, nadat , koning van , , zoon van , koning van , en de oversten van en de vakman en de metaalbewerker van had gedeporteerd, en hij hen naar haf gebracht.
2 De ene draagmand had uitermate goede vijgen, zoals vijgen van de eerste rijping, en de andere mand had uitermate ondeugdelijke vijgen, die vanwege hun ondeugdelijkheid niet gegeten konden worden.
3 En JAHWEH zei tot mij: Wat zie jij, Jeremia? En ik zei: Vijgen. De goede vijgen zijn uitermate goede en de ondeugdelijke vijgen zijn uitermate ondeugdelijk, die vanwege hun ondeugdelijkheid niet gegeten worden.
4 En het woord van JAHWEH kwam tot mij, zeggend:
5 Zo zegt JAHWEH, Elohim van : Zoals deze goede vijgen, zo zal Ik ten goede de deportatie van herkennen, die Ik wegzond vanaf deze plaats, naar het land van de Chaldeeën.
6 En Ik zal Mijn oog op hen plaatsen ten goede en Ik zal hen op dit land doen terugkeren en hen opbouwen, en Ik zal niet neerhalen. En Ik zal hen planten en Ik zal hen niet uitplukken.
7 En Ik zal aan hen een hart geven om Mij te kennen, dat Ik JAHWEH ben. En zij worden voor Mij tot volk en Ik zal voor hen tot Elohim worden, want zij zullen met heel hun hart tot Mij terugkeren.
8 Maar net als de ondeugdelijke vijgen, die niet gegeten worden vanwege de ondeugdelijkheid (want zo zegt JAHWEH), zo zal Ik , koning van , geven en zijn oversten en het overblijfsel van , die overgebleven zijn in dit land en die wonen in het land van .
9 En Ik zal hen geven tot een angstbeeld, tot een kwaad voor alle koninkrijken van de aarde, tot smaad en tot een spreekwoord, tot een spotnaam en tot een vloekuitspreking in al de plaatsen waarheen Ik hen zal verdrijven.
10 En Ik zend tegen hen het zwaard, de hongersnood en de pest, totdat aan hen een einde komt op de grond die Ik aan hen en aan hun vaders gaf.
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 25
|
|