|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Indien jij terugkeert, , zegt JAHWEH met nadruk, keer jij terug naar Mij; en indien jij jouw gruwelen wegneemt van voor Mijn aangezicht en jij niet wegzwerft,
2 en jij zweert: zo waar JAHWEH leeft, in waarheid, in oordeel en in rechtvaardigheid, dan zullen de naties zichzelf in Hem zegenen en in Hem zullen zij zich beroemen.
3 Want zo zegt JAHWEH tot de man van en tot : Bewerkt voor julliezelf braakland en het moet niet zo zijn dat jullie zaaien tussen de doornen.
4 Wordt besneden tot JAHWEH en neemt de voorhuiden van jullie hart weg, man van en inwoners van , opdat niet Mijn woede zal uitgaan als het vuur en zij verteert. En er is niemand die het uitdooft vanwege het kwade van jullie handelingen.
5 Vertelt het in en in en kondigt aan en zegt: Blaast in de ramshoorn in het land, roept, doet volledig en zegt: Verzamelt je, dan zullen wij komen naar de steden van de vesting.
6 Heft een vaandel op: Naar ! Zoekt een sterke schuilplaats. Het moet niet zo zijn dat jullie stil staan! Want Ik breng kwaad vanaf het noorden en grote verbreking.
7 Een leeuw komt op vanaf zijn struikgewas en een ruïneerder van naties heeft zijn kamp opgebroken; en hij is uitgegaan vanaf zijn plaats om jouw land tot een troosteloosheid te plaatsen. Jouw steden zullen afbrokkelen, omdat er geen inwoner is.
8 Omgordt je vanwege dit met rouwgewaden; rouwklaagt en jammert, want de hitte van de boosheid van JAHWEH keert niet van ons af.
9 En het zal zijn in die dag, zegt JAHWEH met nadruk, dat het hart van de koning en het hart van de oversten zal vergaan en de priesters zullen ontzet zijn en de profeten zullen versteld staan.
10 En ik zei: Ach, mijn Heer JAHWEH, U heeft zeker dit volk verleid, ja verleid, en tot gezegd: Vrede zal tot jullie komen. Maar een zwaard raakte tot aan de ziel!
11 In die tijd zal tot dit volk en tot gezegd worden: Een ijzelende wind van de bergkammen in de wildernis is de weg van de dochter van Mijn volk (niet om te wannen en niet om te zuiveren).
12 Een volle wind van deze zal tot mij komen. Nu spreek ook Ik oordelen tegen hen.
13 Aanschouw, als de wolken zal hij opgaan en als de wegvagende wervelwind zijn zijn strijdwagens. Zijn paarden zijn sneller dan gieren. Wee ons, want wij worden verwoest!
14 Spoel jouw hart van kwaad, , opdat jij gered zal worden! Tot wanneer zullen de plannen van jouw wetteloosheid in jouw midden overnachten?
15 Want een stem vertelt het uit en kondigt wetteloosheid aan van de berg van .
16 Herinnert de naties: Ziet! Kondigt aan over : Beleggers komen uit een ver land en zij verheffen hun stem over de steden van .
17 Als bewakers van de velden komen zij tegen haar van rondom, want zij rebelleerden tegen Mij, zegt JAHWEH met nadruk.
18 Jouw weg en jouw handelingen doen deze dingen tegen jou, dit kwaad van jou, dat bitter is. Het raakt aan tot aan jouw hart.
19 Mijn inwendige delen, mijn inwendige delen! Ik pijnlijke angst, de zijwanden van mijn hart maken rumoer! Ik zal mijn hart niet stil houden. Ik zal niet stil zijn, want mijn ziel hoorde het geluid van de ramshoorn, een luid geschreeuw van oorlog.
20 Verbreking na verbreking wordt uitgeroepen, want heel het land wordt verwoest. Plotseling worden mijn tenten verwoest, in een moment de tentdoeken van mijn tenten.
21 Tot wanneer moet ik het vaandel zien, moet ik het geluid van de ramshoorn horen?
22 Want Mijn volk is dwaas, Mij kennen zij niet; onverstandige zonen zijn zij en zij hebben geen begrip. Wijzen zijn zij in het doen van kwaad, maar hoe goed te doen weten zij niet.
23 Ik zag de aarde en aanschouw, er was chaos en leegstand, en naar de hemelen en hun licht was er niet.
24 Ik zag de bergen en aanschouw, zij beefden; en alle heuvels, zij duizelden.
25 En Ik zag en aanschouw, er was geen mens, en al wat vliegt van de hemelen fladderde weg.
26 En Ik zag en aanschouw, het akkerland was een wildernis en al zijn steden werden afgebroken voor het aangezicht van JAHWEH, vanwege het aangezicht van de hitte van Zijn boosheid.
27 Want zo zegt JAHWEH: Heel de aarde zal troosteloosheid worden, maar een beëindiging maak Ik niet.
28 Vanwege dit zal de aarde treuren en de hemelen boven zijn somber, omdat Ik sprak. Ik beraam het en Ik zal er geen spijt van hebben, maar Ik zal er niet op terugkeren.
29 Door het geluid van de ruiter en de heffer van de boog vlucht heel de stad weg; zij komen in de struiken en zij gaan op in de grotten. Heel de stad is verlaten en er is geen man die er in woont.
30 En jij, verwoeste, wat doe jij dat je bekleedt met scharlaken, dat jij jezelf versiert met versiering van goud, dat jij jouw ogen uitbreidt met kleurpoeder? Tot vruchteloosheid maak jij jezelf heel mooi. Die jou adoreren verwerpen jou, zij zoeken jouw ziel.
31 Want Ik hoor een geluid als van een vrouw in barensnood, de benauwdheid als van een vrouw die een eerstgeborene baart, het geluid van de dochter van die naar adem hapt, die haar handpalmen uitspreidt: Wee mij, alstublieft, want mijn ziel valt flauw door zij die doden!
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 5
|
|