|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 En het was in de zevende maand dat , zoon van , zoon van , van het zaad van het koningschap, en de bevelhebbers van de koning en met hem tien mannen tot , zoon van , in kwam. En zij aten daar tezamen brood, in .
2 En , zoon van , en de tien mannen die met hem waren, stonden op en sloegen , zoon van , zoon van neer en zij brachten hem ter dood aan wie de koning van de supervisie in het land had gegeven.
3 En sloeg alle Judeeërs neer die met hem waren, met , in , en de Chaldeeën die daar werden gevonden, mannen van de oorlog.
4 En het was in de tweede dag nadat ter dood was gebracht en niemand het wist,
5 dat mannen kwamen uit , vanaf en vanaf , tachtig mannen met kaalgeschoren baarden en met gescheurde kledingstukken en zichzelf geselend, met een erkenningsoffer, met wierook in hun hand, om die naar het huis van JAHWEH te brengen.
6 En , zoon van , ging uit vanaf om hen te ontmoeten, gaande en huilend terwijl hij ging. En het was toen hen tegenkwam dat hij tot hen zei: Komm naar , zoon van .
7 En het was toen zij tot het midden van de stad kwamen dat , zoon van , hen afslachtte, midden in het waterreservoir, hij en de mannen die met hem waren.
8 En tien mannen werden onder hen gevonden die tot zeiden: Het moet niet zo zijn dat u ons ter dood brengt, want wij hebben goederen in het veld begraven, tarwe en gerst en olie en honing. En hij zag er van af en hij bracht hen niet ter dood te midden van hun broeders.
9 En het waterreservoir waarin alle lijken van de mannen gooide die hij neersloeg aan de hand van , was die welke koning maakte voor het aangezicht van , koning van . Deze vulde , zoon van , met de gesneuvelden.
10 En nam heel het overblijfsel van het volk dat in was gevangen, de dochters van de koning en al het volk dat overgebleven was in , over wie , bevelhebber van de lijfwachten, aan , zoon van , supervisie had gegeven. En , zoon van , nam hen krijgsgevangen. En hij ging om over te steken tot de zonen van .
11 En , zoon van , en alle oversten van de gewapende eenheden die met hem waren hoorden al het kwaad dat , zoon van , deed.
12 En zij namen al de mannen en zij gingen om te vechten met , zoon van . En zij vonden hem bij de vele wateren die in zijn.
13 En het was als heel het volk dat met was , zoon van en alle oversten van de gewapende eenheden zag die met hem waren, dat zij zich verheugden.
14 En heel het volk dat bij krijgsgevangen nam keerde zich om en zij keerden terug. En zij gingen naar , zoon van .
15 En , zoon van , ontsnapte met acht mannen vanaf het aangezicht van en hij ging naar de zonen van .
16 En , zoon van , en alle oversten van de gewapende eenheden die met hem waren, namen heel het overblijfsel van het volk dat hij deed terugkeren vanaf , zoon van , vanaf , nadat hij , zoon van , neersloeg. Machtigen, mannen van de oorlog en vrouwen en peuter en eunuchen waren het die hij deed terugkeren vanaf .
17 En zij gingen en zij woonden in , dat naast is, om te gaan en in te komen,
18 vanwege het aangezicht van de Chaldeeën; want zij vreesden hun aangezichten, omdat , zoon van , , zoon van , neersloeg, aan wie de koning van de supervisie in het land gaf,
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 42
|
|