|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Het woord dat JAHWEH sprak tot , tot het land van de Chaldeeën, door de hand van , de profeet.
2 Vertelt onder de naties en kondigt aan en heft een vaandel op! Kondigt aan! Het moet niet zo zijn dat jullie het onderdrukken. Zegt: werd veroverd, werd beschaamd, werd ontsteld. Haar afgodsbeelden staan beschaamd, haar drollenafgoden zijn ontsteld.
3 Want tegen haar gaat een natie op vanaf het noorden, die haar land zal stellen tot troosteloosheid en in haar is geen inwoner. Van mens tot aan beest zwerven zij weg. Zij gaan.
4 In die dagen en in die tijd, zegt JAHWEH met nadruk, zullen de zonen van komen, zij en de zonen van tezamen. Om te gaan en te huilen zullen zij gaan en JAHWEH, hun Elohim, zullen zij zoeken.
5 Naar zullen zij de weg vragen; daarheen zullen hun aangezichten gericht zijn. Komt, dan worden zij verbonden aan JAHWEH. Een aionisch verbond. Het zal niet vergeten worden.
6 Mijn volk werd een verloren kudde kleinvee. Hun herders deden hen afdwalen. Naar bergen keerden zij hen af, zij gingen van berg tot heuvel. Zij vergaten hun ligplaats.
7 Allen die hen vonden verslonden hen. En hun benauwers zeiden: Wij zijn niet schuldig, omdat zij zondigden tegen JAHWEH, de Hoeve van Rechtvaardigheid en de Hoop van hun vaders, JAHWEH.
8 Zwerft weg vanaf het midden van en vanaf het land van de Chaldeeën. Gaat uit en weest als de bokken voor de kudde kleinvee.
9 Want aanschouw, Ik wek en breng een samenkomst van grote naties op over , vanaf het land van het noorden, en zij stellen zich in slagorde tegen haar op. Vanaf daar zal ze veroverd worden. Zijn pijlen zijn als een machtige man die groot verlies veroorzaakt. Hij zal niet met lege handen terugkeren.
10 En de Chaldeeën zullen tot buit zijn. Allen die van haar buit maken zullen verzadigd worden, zegt JAHWEH met nadruk.
11 Omdat jullie je verheugen, omdat jullie vrolijk zijn, berovers van Mijn lotbezit, omdat jullie rondspringen als een dorsende vaars en jullie hinniken als de stoere paarden,
12 staat jullie moeder uitermate beschaamd. Die jullie baarde wordt te schande gemaakt. Aanschouw, de achterste van de naties, wildernis, een dorre plaats en een steppe.
13 Vanwege het driftig zijn van JAHWEH zal zij niet bewoond worden. En alles van haar zal troosteloosheid worden. Elk die aan passeert zal ontzet zijn en men zal fluiten vanwege al haar slagen.
14 Stelt je in slagorde op tegen , rondom. Allen die de boog buigen, schiet tegen haar! Het moet niet zo zijn dat jullie een pijl sparen, want zij zondigde tegen JAHWEH.
15 Juicht over haar, rondom! Zij heeft haar hand gegeven. Haar bastions zijn gevallen, haar muren worden gesloopt, want het is wraakneming van JAHWEH. Neemt wraak tegen haar. Doet met haar wat zij met jullie deed.
16 Snijdt de zaaier af van en die de sikkel hanteert in de tijd van de oogst, vanwege het tiranniserende zwaard. Een ieder zal zich wenden tot zijn volk en een ieder zal vluchten naar zijn land.
17 is een uitgestrooid stuk kleinvee. Leeuwen verdreven het. Eerst verslond de koning van het en daarna knaagde , koning van , zijn botten kaal.
18 Daarom, zo zegt JAHWEH van legermachten, Elohim van , aanschouw, Ik zal gericht brengen tot de koning van en tot zijn land, zoals Ik gericht bracht tot de koning van .
19 En Ik zal terugbrengen naar zijn hoeve en hij zal grazen op de en de , en op het gebergte van en zal zijn ziel verzadigd worden.
20 In die dagen en in die tijd, zegt JAHWEH met nadruk, zal de verdorvenheid van gezocht worden, maar die zal er niet zijn, en de zonden van , en zij zullen niet gevonden worden. Want Ik zal vergeven aan wie Ik doe overblijven.
21 Tegen het land van , gam tegen haar op! En tegen de inwoners van , rijg aan het zwaard en verdoem hen, zegt JAHWEH met nadruk, en doe naar alles wat Ik jou als instructie geeft.
22 Het geluid van strijd is in het land en grote verbreking!
23 Hoe is hij omgehakt en wordt hij verbroken, de smidshamer van de aarde! Hoe werd tot ontzetting onder de naties!
24 Ik zette voor jou een val. En ook: jij werd veroverd, , maar jij, jij wist het niet. Jij werd gevonden en ook werd jij vastgegrepen, want jij zette jezelf aan tegen JAHWEH.
25 JAHWEH heeft Zijn voorraadkamer geopend en Hij doet de wapens van Zijn verontwaardiging uitgaan, want het is een werk van mijn Heer, JAHWEH van legermachten, in het land van de Chaldeeën.
26 Komt tegen haar vanaf het einde. Opent haar voorraadschuren. Hoopt haar op als graanstapels, en verdoemt haar! Het moet niet zo zijn dat er van haar een overblijfsel is.
27 Rijgt al haar jonge stieren aan het zwaard, laat ze afdalen naar de slachting. Wee hen, want hun dag kwam, de tijd van hun gericht.
28 Het geluid van vluchters en ontkomenen vanaf het land van , om in te vertellen van de wraakneming van JAHWEH, onze Elohim, de wraakneming voor Zijn tempel.
29 Ontbiedt menigten naar , allen die de boog buigen, legert je tegen haar, rondom! Het moet niet zo zijn dat er voor haar ontkoming is. Betaalt haar terug naar haar tot stand brenging. Naar al wat zij jullie deed, doe het haar. Want zij was arrogant tegen JAHWEH, tegen de Heilige van .
30 Daarom zullen haar uitgekozen jongemannen vallen op haar pleinen en alle mannen van haar oorlog zullen in die dag tot stilte gebracht worden, zegt JAHWEH met nadruk.
31 Aanschouw, Ik ben tegen jou, arrogante, zegt mijn Heer, JAHWEH van legermachten, met nadruk, want jouw dag komt, de tijd waarin Ik jou ter verantwoording roep.
32 En de arrogante struikelt en valt, en er is niemand voor hem die hem zal oprichten. En Ik verniel met een vuur in zijn steden en het verslindt alles rondom hem.
33 Zo zegt JAHWEH van legermachten: De zonen van en de zonen van zijn tezamen naar beneden gebogen, en allen die hen krijgsgevangen namen houden aan hen vast. Ze weigeren hen te laten gaan.
34 Hun schuld inlossende Verwant is standvastig. JAHWEH van legermachten is Zijn Naam. Hij zal zeker hun rechtszaak, ja rechtszaak voeren, teneinde het land respijt gegeven wordt en de inwoners van verstoord worden.
35 Een zwaard tegen de Chaldeeën, zegt JAHWEH met nadruk, en tegen de inwoners van en tegen haar oversten en tegen haar wijze mannen!
36 Een zwaard tegen de uitvinders en zij worden dwaas gemaakt. Een zwaard tegen haar machtigen en zij worden ontsteld.
37 Een zwaard tegen zijn paarden en tegen zijn strijdwagen en tegen al de mensen van gemengde afkomst die in haar midden zijn, want zij worden als vrouwen. Een zwaard tegen haar schatten, opdat zij geplunderd worden.
38 Een droogte tegen haar wateren, opdat zij opdrogen. Want het is een land van beeldsnijwerken en zij raaskallen te midden van hun angstaanjagende afgoden.
39 Daarom zullen de woestijndieren wonen bij de woestijnjankers. En de dochters van de struisvogel zullen in haar wonen en het zal niet meer tot bestendigheid bewoond worden en er zal niet in verbleven worden tot aan generatie na generatie.
40 Zoals Elohim en en hun buren ondersteboven keerde, zegt JAHWEH met nadruk, zal daar niemand wonen en in haar zal geen zoon van de mens tijdelijk verblijven.
41 Aanschouw, een volk, komend vanaf het noorden, een grote natie. En vele koningen worden opgewekt vanaf de uithoeken van de aarde.
42 Boog en kromzwaard houden zij vast. Zij zijn wreed en zij hebben geen mededogen. Hun stem maakt rumoer als de zee en zij rijden op paarden, in slagorde opgesteld als een man voor de strijd tegen jou, dochter van .
43 De koning van heeft hun bericht gehoord en zijn handen werden slap. Benauwdheid houdt hem vast, barensnood als de barende vrouw.
44 Aanschouw, als een leeuw die opgaat uit de zwelling van de naar de hoeve van de welgevestigde, want in een moment zal Ik hen vanaf haar doen rennen. En wie is de uitgekozene, zal Ik voor haar opmerken? Want wie is als Ik en wie zal tegen Mij roepen? En wie is deze herder die voor Mijn aangezicht zal staan?
45 Daarom, hoort de beraadslaging van JAHWEH, die Hij beraadslaagde tegen , en Zijn plannen die Hij bedenkt tegen het land van de Chaldeeën, indien de minderen van de kudde kleinvee hen in stukken trekken, indien de hoeve niet ontzet is over hen.
46 Door het geluid toen in bezit werd genomen wordt de aarde geschud en wordt de uitroep onder de naties gehoord.
Terug naar de indexpagina
Naar Jeremia 51
|
|