|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)
1 En het was in het veertiende jaar van koning , dat , koning van , opkwam over alle verdedigde steden van en hij ze in bezit nam.
2 En de koning van zond de groot bekerdrager van naar , naar koning , met een massieve strijdmacht. En hij staat in de watergang van het bovenste reservoir, bij de hoofdweg van het veld van de kledingwasser.
3 En , zoon van , die over het huis gaat, en , de schrijver, en , zoon van , de verslaggever, gaan tot hem uit.
4 En de groot bekerdrager zegt tot hen: Zegt alstublieft tot : Zo zegt de grote koning van , wat is dit vertrouwen waarmee u vertrouwt?
5 Ik zeg: Ja, een woord van lippen voor beraadslaging en macht voor de oorlog! Nu, op wie vertrouw jij? Want jij komt in opstand tegen mij!
6 Aanschouw, jij vertrouwt op een leunstaf van riet, op dit gekneusde riet, op , waarop een man zich zal ondersteunen en hij komt in zijn handpalm en hij doorboort haar. Zo is Farao, koning van , voor allen die op hem vertrouwen.
7 En dat jij tot mij zegt: Op JAHWEH, onze Elohim, vertrouwen wij! Is het niet Hij die de hoge plaatsen en altaren van wegnam en tot en zei: Voor het aangezicht van dit altaar zullen jullie aanbidden.
8 En nu, onderhandel alstublieft met mijn heer, de koning van . Dan zal ik u twee duizend paarden geven, indien u voor u ruiters op hen kan geven.
9 En hoe zul jij dan het aangezicht van de gouverneur van één van mijn heer's kleine dienaren doen omkeren, wanneer je voor jezelf vertrouwt op voor strijdwagens en voor ruiters?
10 En nu, is het buiten JAHWEH gezien dat ik opkwam over dit land om het te gronde te richten? JAHWEH zei tot mij: Ga op naar dit land en ruïneer het!
11 En en en zeggen tot de groot bekerdrager: Spreek alstublieft tot uw dienaren in het Aramees, want dat verstaan wij. En het moet niet zo zijn dat u tot ons Judees spreekt in de oren van het volk dat op de muur is.
12 En de groot bekerdrager zei: Tot jouw heer en tot jou zond mijn heer mij om deze woorden te spreken, niet tot de mannen die zitten op de muur om met jullie hun uitwerpselen te eten en om hun urines te drinken.
13 En de groot bekerdrager staat en hij roept met grote stem in het Judees en hij zegt: Hoort de woorden van de grote koning, de koning van !
14 Zo zegt de koning! Het moet niet zo zijn dat jullie verleidt, want hij kan jullie niet uitredden.
15 En het moet niet zo zijn dat jullie doet vertrouwen op JAHWEH, zeggend: JAHWEH zal ons zeker uitredden, want deze stad zal niet in de hand van de koning van gegeven worden.
16 Het moet niet zo zijn dat jullie naar luisteren, want zo zegt de koning van : Maakt mij een zegen en gaat uit tot mij en eet, ieder van zijn wijnstok en ieder van zijn vijgenboom, en drinkt, ieder water uit zijn reservoir,
17 totdat ik kom en ik jullie meeneem naar een land zoals jullie land, een land van graan en van druivensap, een land van brood en wijngaarden,
18 opdat jullie niet aanzet, zeggend: JAHWEH zal ons uitredden. Hebben de elohim van de naties iemands land gered uit de hand van de koning van ?
19 Waar zijn de elohim van en , waar zijn de elohim van ? En wanneer redden zij uit mijn hand?
20 Wie onder alle elohim van deze landen redden hun land uit mijn hand, dat JAHWEH uit mijn hand zal uitredden?
21 En zij hielden zich stil en antwoordden hem met geen woord, want de instructie van de koning was, zeggend: Jullie zullen hem niet antwoorden.
22 En , zoon van , die over het huis gaat, en , de schrijver, en , zoon van , de verslaggever, komen tot met gescheurde kledingstukken en zij vertellen hem de woorden van de groot bekerdrager.
Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 37
|
|