|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)
1 In die tijd zond , zoon van , koning van , documenten en een erkenningsgeschenk naar , want hij hoorde dat hij ziek was en hij geheeld werd.
2 En verheugt zich over hen en hij toont hen zijn schathuis, het zilver en het goud en de geurige stoffen en de goede olie en heel het huis van zijn wapens en al wat in zijn schatkamers werd gevonden. Er was geen ding dat niet aan hen liet zien in zijn huis en in heel zijn rijk.
3 En , de profeet, kwam tot koning en hij zei tot hem: Wat zeiden deze mannen en van waar kwamen zij tot jou? En zegt: Van een ver land kwamen zij tot mij, van .
4 En hij zei: Wat zagen zij in jouw huis? En zei: Al wat in mijn huis is zagen zij; er is geen ding dat ik hen niet liet zien in mijn schatkamers.
5 En zei tot : Hoor het woord van JAHWEH van legermachten!
6 Aanschouw, dagen komen dat al wat in jouw huis is en wat jouw vaders als een schat bewaarden, tot op deze dag, naar weggedragen zal worden. Geen ding zal achtergelaten worden, zegt JAHWEH.
7 En van jouw zonen, die van jou uitgaan, die jij zal verwekken, zullen er weggenomen worden, en zij worden eunuchen in het paleis van de koning van .
8 En zei tot : Goed is het woord van JAHWEH dat jij sprak. Want Hij zegt dat er vrede zal zijn en trouw, in mijn dagen.
Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 40
|
|