|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)
1 Ik zal zingen, alstublieft, tot mijn geliefde, een lied van mijn vriend, voor zijn wijngaard. Een wijngaard, hij was van mijn geliefde in een hoorn van een zoon van olie.
2 Hij spitte hem om en hij gooide de stenen er uit en hij beplantte hem met geelachtige rode muskaatdruivenstokken. En hij bouwde er midden in een toren en ook houwde hij er een wijnvat in uit, en hij hoopte op het maken van druiven, maar hij maakte stinkende vruchten.
3 En nu, inwoner van en man van , spreekt alstublieft recht tussen mij en tussen mijn wijngaard.
4 Wat is er nog te doen aan mijn wijngaard, dat ik niet voor hem deed? Wat is de reden, terwijl Ik hoopte op het maken van druiven, dat hij stinkende vruchten maakt?
5 En nu, alstublieft, zal Ik jullie bekendmaken wat Ik doe met mijn wijngaard. Ik zal zijn heg wegnemen en hij zal verteerd worden, in zijn ommuring een bres slaan en hij zal vertreden worden.
6 En Ik zal hem braak stellen en hij zal niet gesnoeid worden en hij zal niet geschoffeld worden. En de doornheester en de stekel gaan op en Ik zal de dichte wolken instructie geven op hem geen regen te doen regenen.
7 Want de wijngaard van JAHWEH van legermachten is het huis van en de man van Zijn plant van verrukkingen. En Hij hoopte op oordeel, maar aanschouw!, bloedvergieten, rechtspleging en aanschouw!, geschreeuw!
8 Wee die huis na huis aanraken, veld na veld brengen zij nabij tot aan de limiet van een plaats en jullie alleen doen wonen in het midden van het land.
9 In mijn oren sprak JAHWEH van legermachten: Zijn niet vele huizen tot troosteloosheid geworden? Zij zullen groten en goeden zijn zonder dat er iemand in woont.
10 Want tien landmaten van de wijngaard zullen één maken, en een zaad zal een maken.
11 Wee die vroeg in de ochtend opstaan zodat zij sterke drank kunnen najagen, die laat zijn in de schemering totdat wijn hen doet opflakkeren.
12 En er is een harp en een citer en een tamboerijn en een fluit en wijn bij hun feestmalen, maar naar de tot stand brenging van JAHWEH kijken zij niet uit en de daad van Zijn handen zien zij niet.
13 Daarom wordt Mijn volk gedeporteerd, vanwege geen kennis. En haar heerlijkheid, volwassen mannen, is ten dode gedoemd door hongersnood en haar schare is glazig van dorst.
14 Daarom maakt het dodenrijk haar ziel ruim en spert zij haar mond op, zonder beperking. En haar eer daalt neer en haar schare en haar tumult en de vrolijke in haar.
15 En de mens wordt neergebogen en een man wordt omlaag gebracht, en de ogen van hoogmoedigen worden omlaag gebracht.
16 Maar JAHWEH van legermachten wordt verhoogd in het oordeel, en de El, de Heilige, wordt geheiligd in rechtvaardigheid.
17 En de lammeren grazen als in hun schaapskooi en de weldoorvoede tijdelijke verblijvers eten in de verlaten plaatsen.
18 Wee die verdorvenheid trekken met koordlijnen van de huichelarij en zonde als de touwen van de wagen.
19 Die zeggen: Hij zal zich haasten, Hij zal zich spoeden met Zijn daad, zodat wij het zullen zien. En het raadsbesluit van de Heilige van Israël zal naderbij komen, en wij zullen weten.
20 Wee die kwaad goed noemen en het goede kwaad, die duisternis plaatsen tot licht en licht tot duisternis, bitter tot zoet en zoet tot bitter,
21 wee de wijzen in hun ogen en die begrijpend zijn voor hun eigen aangezicht.
22 Wee de machtige mannen bij het drinken van wijn en mannen van dapperheid bij het mengen van sterke drank,
23 die een slechte rechtvaardigen als gevolg van een omkoopgeschenk, maar de rechtvaardigheid van rechtvaardigen nemen ze van hen weg.
24 Daarom, zoals een tong van vuur de stoppel verslindt en het kaf door een vuurgloed, zal hun wortel door verrotting instorten, en hun bloemknop zal omhoog gaan als het stof, want zijn verwierpen de wet van JAHWEH van legermachten en zijn versmaadden het gezegde van de Heilige van .
25 Vanwege dit is de boosheid van JAHWEH heet tegen Zijn volk en strekt Hij Zijn hand uit naar hen en Hij slaat hen. En de bergen worden verontrust en hun kadaver wordt als het slachtafval in het midden van de straten. In dit alles keert Zijn boosheid niet terug en is Zijn hand nog uitgestrekt.
26 En Hij heft een vaandel op voor de naties van verre en Hij sist tot hen vanaf het einde van de aarde, en aanschouw, haastig, snel komt het.
27 Er is geen die flauwvalt en onder hen is er geen die struikelt, niemand sluimert en niemand slaapt en niemand heeft de riem van zijn lendenen losgemaakt en de vetersluiting van zijn sandalen wordt niet losgescheurd,
28 wiens pijlen gewet zijn en al zijn bogen zijn gebogen. De hoeven van zijn paarden worden gerekend als benauwdheid en zijn rollende wielen als de wegvagende wervelwind.
29 Zijn gebrul is voor hem als van de ouderleeuw en hij brult als de beschutte leeuwen. En hij zal grommen en hij zal de prooi vasthouden en die veilig stellen, en er is geen uitredder.
30 En hij zal er over grommen in die dag, zoals het gegrom van de zee. En hij kijkt naar de aarde en aanschouw!, benauwende duisternis en het licht wordt teruggehouden door haar nevel.
Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 6
|
|