Dit is een eigen SchriftWoord vertaling van
Jesaja
Hoofdstuk 65

Jesaja trad op van ca. 750 tot ca. 700 v.C.

   
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
ga met de muis op een groen woord staan, dan ziet u de betekenis)


1 Ik werd geraadpleegd door die niet vragen, Ik werd gevonden door die Mij niet zochten. Ik zeg: Aanschouw Mij, aanschouw Mij, tot een natie die niet in Mijn Naam werd geroepen.
2 Ik spreid Mijn handen uit, heel de dag, naar een koppig volk, dat de weg gaat die niet goed is, achter hun plannen aan, 20 maar Jesaja durft en zegt: Ik werd gevonden* door wie mij niet zochten, ik werd* onthuld aan hen die naar Mij niet vroegen.
21 En tegen Israël zegt Hij: de hele dag spreid* Ik Mijn handen uit naar een koppig en tegensprekend volk. (SW)
[Rom. 10:20,21]

3 het volk dat mij tergt is voortdurend voor Mijn aangezicht, offerend in de tuinen en wierook doende roken op de bakstenen,
4 die zitten in de graven en in de bewaarde plaatsen overnachten zij die het vlees van het zwijn eten en het vleesnat van kwalijke dingen is in hun vaten,
5 die zeggen: Blijf dichtbij jezelf, het moet niet zo zijn dat jij dichtbij komt, want Ik ben heilig voor jou. Dezen zijn rook in Mijn neusgat, een vuur dat heel de dag gloeit.
6 Aanschouw, het is geschreven voor Mijn aangezicht: Ik zal niet zwijgen, maar Ik zal veeleer terug betalen en Ik zal terug betalen in hun boezem,
7 jullie verdorvenheden en de verdorvenheden van jullie vaders tezamen, zegt JAHWEH, omdat zij wierook doen roken op de bergen en op de heuvels smaden zij Mij. En Ik meet hun eerste arbeidsloon in hun boezem.
8 Zo zegt JAHWEH: Zoals het druivensap wordt gevonden in de tros en men zegt: Het moet niet zo zijn dat jullie hem ruïneren, want er zit zegen in, zo zal Ik doen omwille van Mijn dienaren, zodat niet het geheel geruïneerd wordt.
9 En Ik doe vanaf JakobJakob = hielenlichter een zaad uitgaan en uit JudaJuda = lof die Mijn bergen pachten. En Mijn uitverkorenen pachten haar en Mijn dienaren zullen daar verblijven.
10 En de SaronSaron = vlakte zal zijn tot hoeve van het kleinvee en de vallei van AchorAchor = ongeluk tot ligplaats van het grootvee, voor Mijn volk dat ernstig naar Mij zocht. 24 En Jozua neemt Achan, zoon van Zerah, en het zilver en de bontmantel en de tong van goud en zijn zonen en zijn dochters en zijn stier en zijn ezel en zijn vee en zijn tent en al wat van hem is, en heel Israël met hem, en zij brengen hen op naar de vallei van Achor.
25 En Jozua zegt: Wat heb jij ons verontrust! JAHWEH zal in deze dag jou verontrusten. En heel Israël bekogelt hem met stenen. En zij verbranden hem in het vuur en zij stenigen hem met stenen.
26 En zij hopen over hem een grote berg stenen op, tot op deze dag. En JAHWEH keert terug op de hitte van Zijn boosheid. Daarom noemt men die plaats de vallei van Achor, tot op deze dag. (SW)
[Joz. 7:24-26]

11 En jullie die JAHWEH verlieten, de berg van Mijn heiligheid vergaten, die een tafel rangschikken voor GadGad = geluk en die voor MeniMeni = verdeling een mengkom vullen,
12 jullie verwijs Ik naar het zwaard en jullie allen zullen je neerbuigen voor de slachting, omdat Ik riep en jullie niet antwoordden, Ik sprak en jullie niet luisterden en jullie het kwade deden in Mijn ogen en omdat jullie kozen waarin Ik geen behagen schep.
13 Daarom, zo zegt mijn Heer JAHWEH: Aanschouw, Mijn dienaren zullen eten, maar jullie, jullie zullen honger hebben. Aanschouw, Mijn dienaren zullen drinken, maar jullie, jullie zullen dorst hebben. Aanschouw, Mijn dienaren zullen zich verheugen, maar jullie, jullie zullen beschaamd staan.
14 Aanschouw, Mijn dienaren zullen jubelen uit goedheid van hart, maar jullie, jullie zullen schreeuwen vanwege de pijn van het hart, en vanwege de gebrokenheid van geest zullen jullie jammeren.
15 En jullie laten jullie naam achter voor een eed aan Mijn uitverkorenen en mijn Heer JAHWEH zal jou doen sterven, maar tot Zijn dienaren zal Hij roepen bij een andere naam. Die een oor heeft, laat hem horen* wat de geest zegt tot de ecclesias: Die overwint, hem zal Ik geven van het verborgen zijnde manna, en Ik zal hem een witte kiezelsteen geven en op de kiezelsteen is een nieuwe naam geschreven, die niemand heeft waargenomen dan die hem verkrijgt (SW) [Openb. 2:17]
16 Die zichzelf zegent in het land zal zichzelf zegenen in de Elohim van waarheid. Maar die zweert in het land zal zweren in de Elohim van waarheid, want de eerdere benauwdheden zijn vergeten en omdat zij verborgen zijn vanaf Mijn ogen.
17 Want aanschouw Mij nieuwe hemelen scheppen en een nieuwe aarde en de vroegere zal niet herinnerd worden, noch zullen zij in het hart opkomen. Doch wij hopen, naar Zijn belofte, op nieuwe hemelen en een nieuwe Aarde, waarin rechtvaardigheid woont. (SW) [2Petr. 3:13]
18 Maar weest veeleer opgetogen en jubelt uitbundig in de toekomsten van de toekomst die Ik scheppen zal. Want aanschouw Mij JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter scheppen tot uitbundig gejubel en haar volk tot opgetogenheid.
19 En Ik jubel uitbundig over JeruzalemJeruzalem = stad van (de god) Salem - vredestichter en Ik ben opgetogen over Mijn volk. En er zal in haar niet nog het geluid van huilen gehoord worden en het geluid van uitroep. En Hij zal iedere traan uitwissen uit hun °ogen, en de dood zal niet langer zijn, noch treurnis, noch geschreeuw, noch ellende zal er langer zijn, want de eerdere dingen gingen* weg (SW) [Openb. 21:4]
20 Niet zal daar nog een klein kind van dagen zijn en een oude man die niet zijn dagen zal vullen, want de knaap zal sterven als een zoon van honderd jaren en de zoon die honderd jaren mist zal geringschat worden.
21 En zij bouwen huizen en zij wonen er in, en zij planten wijngaarden en zij eten van hun vrucht.
22 En zij zullen niet bouwen en een ander daar wonen. En zij zullen niet planten en een ander er van eten, want als de dagen van de boom zullen de dagen van Mijn volk zijn. En de daad van hun handen zullen Mijn uitverkorenen ten volle benutten.
23 En zij zullen niet voor niets arbeiden en zij zullen niet baren tot paniek, want zij zijn het zaad van de gezegenden van JAHWEH en hun nakomelingen zijn met hen.
24 En het zal zijn voordat zij roepen dat Ik, Ik zal antwoorden terwijl zij nog spreken, en Ik, Ik zal luisteren.
25 De wolf en het lammetje zullen als één grazen. En de leeuw zal gehakt stro eten als de os en de slang zal losse aarde hebben als zijn brood. Zij zullen geen kwaad doen en zij zullen geen verderf brengen op heel Mijn berg van heiligheid, zegt JAHWEH.

Terug naar de indexpagina
Naar Jesaja 66
   


© www.schriftwoord.nl
U mag deze tekst voor eigen gebruik en studie-doeleinden zonder toestemming vermenigvuldigen.
Citeren van deze tekst mag alleen met bronvermelding.
Vermenigvuldiging voor commercieel gebruik alleen met toestemming van de uitgever.