|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En , de Temaniet, antwoordde en hij zei:
2 "Zal een wijs man antwoorden met kennis van wind? En zal hij zijn buik vullen met oostenwind?
3 Pleiten met een woord is niet nuttig en hij heeft geen baat van zijn uitspraken.
4 Ja, jij doet vrees teniet en jij devalueert meditatie voor het aangezicht van El.
5 Want jouw mond traint jouw verdorvendheid en jij kiest de tong van sluwen.
6 Jouw mond veroordeelt jou, niet ik. En jouw lippen antwoorden tegen jou.
7 Ben jij de eerste mens die geboren werd? En werd jij in barensweeën voortgebracht vóór de heuvels?
8 Luister jij naar het overleg van Eloah en heb jij het alleenrecht voor jouzelf op wijsheid?
9 Wat weet jij dat wij niet weten? Begrijp jij en het is niet bij ons?
10 Ook de grijsharige en ook de bejaarde zijn onder ons, overvloediger dan de dagen van jouw vader.
11 Zijn de vertroostingen van El voor jou te klein en is het woord voor jou te zachtjes?
12 Waarom neemt jouw hart je weg? En waarom kijken jouw ogen nijdig,
13 dat jij jouw geest omkeert tegen El en jij uit jouw mond uitspraken doet uitgaan?
14 Wat is een sterveling dat hij vrijgesproken wordt en dat die uit een vrouw geboren zal worden gerechtvaardigd wordt?
15 Aanschouw! onder Zijn heiligen, plaatst Hij geen vertrouwen? En zijn de hemelen niet smetteloos in Zijn ogen?
16 Inderdaad, want het is de mens die verafschuwd wordt en bedorven is, die onrechtvaardigheid drinkt als water.
17 Ik zal het aan jou onthullen, luister naar mij. Dit nam ik waar, laat mij het vertellen
18 wat wijzen zullen vertellen. En zij onderdrukken niets van hun vaders.
19 Aan hen, alleen aan hen, werd het land gegeven en er passeerde geen onbekende in hun midden.
20 Alle dagen van een slechte heeft hij pijnlijke angst, en het getal van jaren wordt opgeslagen voor de verschrikker.
21 Het geluid van alarmerende dingen is in zijn oren; in de vrede komt de verwoester naar hem toe.
22 Hij gelooft niet in terugkeer uit duisternis en hij moet uitkijken voor het zwaard.
23 Hij zwerft rond voor brood. Waar is het? Hij weet dat de dag van duisternis gereed is in zijn hand.
24 Benauwdheid en beklemming jagen hem angst aan; zij overmeesteren hem als een koning die toegerust is voor de woeste aanval.
25 Want zijn hand strekte zich uit tegen El en hij maakt zichzelf machtig tegen Die toereikend verschaft*1).
26 Hij rent op Hem af met een halsharnas, met de dikte van de randen van zijn schilden.
27 Want hij bedekte zijn aangezicht met zijn vet en hij maakte een vetkussen op zijn heup.
28 En hij zal verblijven in steden die onderdrukt worden, in huizen waar zij niet wonen, die bestemd zijn tot steenhopen.
29 En hij zal niet rijk zijn en zijn vermogen zal niet opstaan en hun geculmineerde product zal zich niet uitstrekken tot de aarde.
30 Hij zal niet weggenomen worden uit de duisternis; de vuurgloed zal zijn jonge scheut doen opdrogen en het zal weggenomen worden door de wind uit zijn mond.
31 Het moet niet zo zijn dat hij gelooft in vruchteloosheid, dan wordt hij op een dwaalspoor gezet. Want vruchteloosheid is zijn kostenvergoeding.
32 In wat niet zijn dag is zal het vervuld worden en zijn varengebladerte bloeit niet.
33 Men zal zijn onrijpe druif neerwerpen als de wijnstok en men zal zijn bloesem afgooien als van de olijfboom.
34 Want de vergadering van de verontreinigde is grimmig en vuur verslindt de tenten van de omkoperij,
35 zwanger zijnde van ellende en wetteloosheid barend, en hun buik bereidt bedrog voor."
1) - Die toereikend verschaft - El Shaddai.
Terug naar de indexpagina
Naar Job 16
|
|