|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En er kwam een dag dat de zonen van de Elohim kwamen en om zich voor JAHWEH op te stellen en ook de kwam in hun midden, om zich voor JAHWEH op te stellen.
2 En JAHWEH zei tot de : "Waar kom je vandaan?" En de antwoordde JAHWEH en hij zei: "Van het heen en weer gaan over de aarde en van in haar te wandelen."
3 En JAHWEH zei tot de : "Plaatste jij jouw hart op Mijn dienaar ? Want er is niemand zoals hij op de aarde, een man, onberispelijk en recht, vrezend voor Elohim en zich terugtrekkend van het kwade. En hij houdt nog steeds vast aan zijn integriteit, ook al zette jij Mij tegen hem op om hem zonder reden te verzwelgen."
4 En de antwoordde JAHWEH en hij zei: "Huid voor huid, want alles wat de man heeft geeft hij voor zijn ziel.
5 Daarentegen, zend Uw hand en raak zijn bot en zijn vlees aan, om te zien of hij U voor Uw aangezicht vaarwel zal zeggen."
6 En JAHWEH zei tot de : "Aanschouw!, hij is in jouw hand, maar neem zijn ziel in acht!"
7 En de ging uit van voor het aangezicht van JAHWEH en hij sloeg met een kwade steenpuist, van de zool van zijn voet tot aan zijn schedel.
8 En hij nam voor hemzelf een potscherf om zich met hem te krabben. En hij zat te midden van de as.
9 En zijn vrouw zei tot hem: "Hou jij nog steeds vast aan jouw integriteit? Zeg vaarwel tot Elohim en sterf!"
10 En hij zei tot haar: "Jij spreekt als één van de ontaarde vrouwen. Zullen wij het goede ontvangen van de Elohim en zullen wij het kwade niet ontvangen?" In dit alles zondigde niet met zijn lippen.
11 En drie van de metgezellen van hoorden van al dit kwade dat over hem was gekomen. En zij kwamen, elk uit zijn plaats: , de Temaniet, en , de Suachiet, en , de Naämatiet. En zij maakten een afspraak om samen te komen om hem medeleven te betuigen en om hem te troosten.
12 En zij hieven van verre hun ogen op en zij herkenden hem niet. En zij verhieven hun stem en zij huilden, en elk scheurde zijn staatsiegewaad en zij sprenkelden losse aarde naar de hemelen en op hun hoofd.
13 En zij zaten met hem op de aarde, zeven dagen en zeven nachten. En er was niemand die een woord tot hem sprak, want zij zagen dat de pijn uitermate groot was.
Terug naar de indexpagina
Naar Job 3
|
|