|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 "En om welke reden worden de tijden voor Die toereikend verschaft*1) niet terzijde gesteld en nemen Die Hem kennen Zijn dagen niet waar?
2 Zij verplaatsen grenzen, zij roven de bijeengedreven kudde en zij weiden.
3 Zij voeren de ezel van wezen weg, zij nemen de stier van de weduwe tot onderpand.
4 Zij doen de behoeftigen afbuigen van de weg; tezamen moeten de nederigen van de aarde zich verschuilen.
5 Aanschouw!, als wilde ezels in de wildernis gaan zij die vroeg zoeken uit in hun tot stand brenging uit naar de prooi; de steppe is voor hem tot brood voor de jeugdigen.
6 Zij rapen in het veld zijn voer en zij scharrelen in de wijngaard van de slechte.
7 Naakt overnachten zij, zonder kleding, en er is geen bedekking tegen de kou.
8 Door de storm uit de bergen zijn zij doornat. En zonder toevlucht omarmen ze een rots.
9 Zij grissen de wees van de borst en van een nederige nemen zij een onderpand.
10 Naakt gaan zij rond, zonder kleding, en hongerig dragen zij de schoof.
11 Tussen hun barricaden maken zij heldere olie. Zij treden de wijnvaten, maar ze hebben dorst.
12 Uit de stad kreunen volwassen mannen, en de ziel van de gewonden roept om hulp. Maar Eloah plaatst geen onbetamelijkheid.
13 Zij zijn die in opstand komen tegen het licht. Zij herkennen zijn wegen niet en zij wonen niet in zijn sporen.
14 Met het licht staat de moordenaar op. Hij stelt de nederige en behoeftige terecht. En in de nacht is hij als de dief.
15 En het oog van die echtbreuk pleegt observeert de schemering, zeggend: Geen oog zal mij bekijken. En hij plaatst verberging over zijn gezicht.
16 In de duisternis breekt hij in huizen in, overdag verzegelen zij zichzelf. Zij kennen het licht niet.
17 Want voor hen is de ochtend als de doodsschaduw, want hij waardeert de ontaarde dingen van de doodsschaduw.
18 Hij is snel op de oppervlakte van het water. Hun portie wordt onteerd in het land. Hij wendt zich niet om op de weg van de wijngaarden.
19 Dorheid en ook warmte stromen water weg van de sneeuw, net als het dodenrijk die zondigen.
20 De baarmoeder zal hem vergeten, de made vindt hem zoet. Hij zal niet herinnerd worden. En de onrechtvaardigheid zal afgebroken worden als de boom.
21 Hij graast bij de onvruchtbare die niet baart. En de weduwe doet hij geen goed.
22 Hij trekt de stoeren voort door zijn energie. Hij staat op, maar hij plaatst geen vertrouwen in hun levens.
23 Hij geeft aan hem vertrouwen en hij leunt achterover. Maar Zijn ogen zijn op zijn wegen.
24 Ze zijn korte tijd verhoogd en daarna is men niet meer. En ze worden gereduceerd. Als allen zullen zij afgesloten worden. En als de top van een korenaar zullen ze afgeknipt worden.
25 Maar indien niet, inderdaad, wie zal bewijzen dat ik een leugenaar ben? En wie zal stellen dat mijn uitspraak niets waard is?"
1) - Die toereikend verschaft - El Shaddai
Terug naar de indexpagina
Naar Job 25
|
|