| |
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 En antwoordde en hij zei:
2 "Hoort, wijze mannen, mijn uitspraken; en die weten, geeft mij gehoor.
3 Want het oor toetst uitspraken en het gehemelte proeft terwijl men eet.
4 Wij zullen kiezen wat ons toekomt, wij zullen weten wat goed is tussen ons.
5 Want zei: Ik ben rechtvaardig en El nam weg wat mij toekomt.
6 Zal ik over wat bij mij toekomt liegen? Mijn pijl is dodelijk, maar ik ben zonder overtreding.
7 Wie is een machtig man zoals ? Hij drinkt hoongelach als water.
8 En hij reist in deelgenootschap met die wetteloosheid verrichten en gaat om met mannen van slechtheid.
9 Want hij zegt: Het is niet nuttig voor een machtig man als hij geaccepteerd wil zijn bij Elohim.
10 Daarom, mannen van hart, luistert naar mij! Het zij verre van El om slechtheid te doen en Die toereikend verschaft*1) ongerechtigheid.
11 Want wat een mens tot stand brengt zal Hij hem terugbetalen, en zoals het pad van een mens is, zo zal Hij het hem voorzien.
12 Inderdaad, waarlijk, El handelt niet slecht en Die toereikend verschaft *1) vervormt het oordeel niet.
13 Wie gaf Hem supervisie over de aarde? En wie plaatste de wereld, alles er van?
14 Indien Hij het in Zijn hart plaatst over hem, verzamelt Hij Zijn geest en Zijn adem tot Hem terug.
15 Alle vlees zal tezamen overlijden en de mens zal terugkeren naar de losse aarde.
16 En indien jij verstand hebt, hoor dit, geef gehoor aan het geluid van mijn uitspraken.
17 Inderdaad, de hater van oordeel, zal hij bewind voeren? En indien het de Overvloedig Rechtvaardige is, zal jij Hem veroordelen,
18 Die zegt tot een koning: Ontaarde!, en tot vooraanstaanden: Slechte!,
19 Die niet de aangezichten van oversten respecteert en niet partijdig is voor de rijke man voor het aangezicht van de arme, want het zijn alle daden van Zijn handen?
20 In een moment sterven zij en in het midden van de nacht zwiert het volk en zij passeren. En de stoeren worden weggenomen, maar zonder hand.
21 Want Zijn ogen zijn op de wegen van een man en Hij ziet al zijn stappen.
22 Er is geen duisternis en geen doodsschaduw om daar de verrichters van wetteloosheid te verbergen.
23 Want het is niet aan de man dat hij plaatst om verder te gaan naar El in het oordeel.
24 Hij vermorzelt de stoeren zonder onderzoek en Hij installeert anderen in hun plaats.
25 Daarom herkent Hij hun bezigheden. En Hij keert ze in een nacht onderste boven en zij worden verpletterd.
26 Hij geeft een klap aan slechten in een plaats van zienden,
27 vanwege dit trekken zij terug van achter Hem en zij overpeinzen geen van Zijn wegen,
28 naar Hem het geschreeuw van de arme brengend en Hij het geschreeuw van de vernederden hoort.
29 Als Hij rustig is, wie zal veroordelen? Wanneer Hij Zijn aangezicht verbergt, wie zal Hem bekijken? Toch is Hij én over een natie én over een mens samen?
30 Opdat een verontreinigde mens niet regere, van de valstrikken van het volk.
31 Want zei iemand tot El: Ik hef op, ik zal niet meer schaden?
32 Afgezien van wat ik waarneem, onderricht U mij! Indien ik onrechtvaardigheid verricht, ik zal niet voortgaan.
33 Zal Hij aan jou terugbetalen wat jij verwierp? Want jij, jij kiest en niet ik! En wat weet je? Spreek!
34 Stervelingen van hart zullen tot mij spreken en een wijze machtige man luistert naar mij.
35 spreekt niet met kennis en zijn woorden zijn niet intelligent.
36 Mijn wil is dat tot aan bestendigheid getoetst zal worden vanwege zijn weerwoorden tot mannen van wetteloosheid.
37 Want hij voegt overtreding toe aan zijn zonde. Onder ons klapt hij in zijn handen. En hij doet zijn gezegden tot El vermeerderen."
1) Die toereikend verschaft - El Shaddai
Terug naar de indexpagina
Naar Job 35
|
|
