(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst,
of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)

1 En JAHWEH antwoordt JobJob = gehate / vervolgde / het roepen van 'wee' of ik zal roepen vanuit de hevige storm en Hij zegt:
2 "Wie is deze die zonder kennis in uitspraken beraadslaging donker maakt?
3 Snoer, alstublieft, als een machtig man jouw lendenen aan, dan zal Ik jou vragen en doe jij Mij weten!
4 Waar was jij toen Ik de aarde fundeerde? Vertel het indien jij met verstand weet!
5 Wie plaatste haar afmetingen, want jij weet het toch? Of wie strekte over haar een meetlint uit?
6 Waarop werden haar voetstukken verzonken of wie wijst haar hoeksteen aan,
7 toen de sterren van de ochtend tezamen jubelden en alle zonen van Elohim juichten?
8 Wie schermde de zee af met dubbele deuren toen die tevoorschijn stormde, toen die uit de baarmoeder uit ging?
9 Toen Ik voor de wolk haar kleding plaatste en mistige donkerheid haar zwachtels,
10 en Ik er Mijn statuut op stempelde en Ik een vergrendeling en dubbele deuren plaatste?
11 En Ik zei: Tot aan hier zal jij komen en jij zal niet verder gaan, en hier wordt het zwellen van jouw golven gesteld.
12 Gaf jij vanaf jouw dagen de ochtend instructie, maakte jij de dageraad zijn plaats bekend,
13 om vast te houden aan de vleugels van de aarde en de slechten van haar afgeschud worden?
14 Ze keert zichzelf om als de klei van een zegel en zij stellen zich op als kleding.
15 En van de slechten wordt hun licht weerhouden en de opgeheven arm wordt gebroken.
16 Kwam jij tot aan de sijpelingen van de zee en wandelde jij tijdens de peiling van de waterdiepte?
17 Werden aan jou de poorten van de dood onthuld en heb jij de poorten van de doodsschaduw gezien?
18 Beschouwde jij zorgvuldig tot aan de breedten van de aarde? Vertel het indien jij er alles van weet!
19 Waar is dit, de weg waar het licht verblijft? En de duisternis, waar is zijn plaats,
20 dat jij hem zal nemen naar zijn grondgebied en dat jij de sporen naar zijn huis zou begrijpen?
21 Jij weet het, want toen werd jij geboren en het getal van jouw dagen was groot.
22 Kwam jij binnen in de voorraadkamers van de sneeuw en heb jij de voorraadkamers van de hagel gezien,
23 die Ik terughoud voor de tijd van benauwdheid, voor de dag van aanval en oorlog?
24 Waar is dit, de weg waarop licht opgedeeld wordt, de oostenwind verstrooid wordt over de aarde?
25 Wie onderverdeelt voor de overstroming een greppel en een manier voor de waarneming van geluiden,
26 doet het regenen op land waar niemand is, een wildernis waarin geen mens is,
27 ruïnering en woestheid te doen verzadigen en om vegetatie te doen ontspruiten in haar plaats van uit gaan?
28 Is er een vader voor de regen of wie verwekt de druppeltjes van de dauw?
29 Uit wiens buik komt het ijs voort en de rijp van de hemelen, wie heeft het verwekt?
30 Als een steen verschuilen zich de wateren en de oppervlakten van de waterdiepten bevriezen.
31 Kun jij de kronkelingen van de Plejaden vastbinden of maak jij de aantrekkingskrachten van Orion los?
32 Doe jij de sterrenbeelden van de Dierenriem uitgaan in hun seizoen, en de Grote Beer met haar zonen, gids jij hen?
33 Ken jij de statuten van de hemelen, of plaats jij het oppertoezicht er van over de aarde?
34 Verhef jij je stem tegen de dichte wolken en zal de opeenstapeling van wateren jou bedekken?
35 Zendt jij de bliksemflitsen uit, zodat ze gaan? En zeggen zij tot jou: Aanschouw ons!
36 Wie stelde wijsheid in de verborgen gedeelten of wie gaf er verstand aan de intuïtie?
37 Wie nummert de luchten in wijsheid en de waterkruiken van de hemelen, wie keerde ze om,
38 toen de losse aarde in een klonterig gietsel gegoten werd en de kluiten samengekleefd werden?
39 Jaag jij op prooi voor de ouderleeuw en vul jij de levensbehoeften van beschutte leeuwen?
40 Want zij duiken weg in de behuizingen; zij zitten in de schuilplaats tot hinderlaag.
41 Wie bereidt voor de raaf zijn voedsel, wanneer zijn jongen tot El roepen om hulp, die afdwalen zonder voedsel?"

Terug naar de indexpagina
Naar Job 39