|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
DE STRUCTUUR VAN HET BOEK JONA
1:1. | |
Het woord van JAHWEH. |
1:2. | | Missie naar Ninevé. |
1:3. | | Jona - ongehoorzaamheid. |
1:4-2:10. | | Gevolgen - opstanding van Jona. |
3:1. | | Het woord van JAHWEH. |
3:2. | | Missie naar Ninevé. |
3:3,4a. | | Jona - gehoorzaamheid. |
3:4b-4:11. | | Gevolg - correctie van Jona. |
1 En het woord van JAHWEH kwam tot , zoon van , zeggend:
2 Sta op! Ga naar , de grote stad, en roep tot haar, want hun kwaad gaat op voor Mijn aangezicht.
3 En stond op om weg te rennen naar , weg van het aangezicht van JAHWEH, en hij daalde af naar en hij vond daar een schip, komend van . En hij gaf haar vrachtprijs en hij daalde er in af om hen naar te komen, weg van het aangezicht van JAHWEH.
4 En JAHWEH wierp een grote wind op de zee en er kwam een grote, hevige storm in de zee, en het schip werd gerekend om gebroken te worden.
5 En de zeelieden vreesden en zij schreeuwden het uit, elk tot zijn elohim. En zij slingerden de voorwerpen die in het schip waren weg, in de zee, om het voor hen lichter te maken. En daalde af naar de uithoeken van het benedendek. En hij lag neer en was verdoofd.
6 En de bevelhebber naderde tot hem en zei tot hem: Wat is er met jou, verdoofde? Sta op, roep tot jouw Elohim. Misschien zal de Elohim ons heroverwegen en zullen wij niet vergaan.
7 En elk zei tot zijn naaste: Gaat, dan zullen wij loten werpen, dan zullen wij weten vanwege wie dit kwaad tot ons komt. En zij wierpen loten en het lot viel op .
8 En zij zeiden tot hem: Vertel ons alstublieft, om wille van wie komt dit kwaad tot ons? Wat is jouw werk en waar kom je vandaan? Wat is jouw land en van waar, uit welk volk ben jij?
9 En hij zei tot hen: Ik ben Hebreeër en ik vrees JAHWEH, Elohim van de hemelen, Die de zee maakte en het droge.
10 En de mannen vreesden met grote vrees en zij zeiden tot hem: Wat is het dat jij deed? Want de mannen wisten dat hij voor het aangezicht van JAHWEH wegrende, want hij vertelde het aan hen.
11 En zij zeiden tot hem: Wat zullen wij met jou doen, opdat de zee voor ons zal kalmeren? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger.
12 En hij zei tot hen: Tilt mij op en werpt mij in de zee, dan zal de zee voor jullie kalmeren, want ik weet dat deze grote storm vanwege mij over jullie is.
13 En de mannen roeiden om terug te keren naar het droge, maar zij konden het niet, want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen.
14 En zij riepen tot JAHWEH en zij zeiden: Och, JAHWEH, alstublieft, het moet niet zo zijn dat wij vergaan om de ziel van deze man. En het moet niet zo zijn dat U onschuldig bloed op ons geeft. Want U, JAHWEH, U doet zoals U geneigd bent.
15 En zij hieven op en slingerden hem in de zee en de zee stond stil van zijn turbulentie.
16 En de mannen vreesden JAHWEH met grote vrees en zij offerden een slachtoffer aan JAHWEH en zij beloofden plechtig plechtige beloften.
17 En JAHWEH stelde een grote vis aan om te verzwelgen. En was in de inwendige delen van de vis, drie dagen en drie nachten.
Terug naar de indexpagina
Naar Jona 2
|
|