|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Hoe, in Zijn boosheid, bedekte mijn Heer de dochter van met een dichte wolk. Hij gooide vanaf de hemelen de schoonheid van op de aarde. Maar Hij gedacht de voetenbank van Zijn voeten niet in de dag van Zijn boosheid.
2 Mijn Heer verzwolg en spaarde alle oases van niet. Hij sloopte, in Zijn razernij, de vestingen van de dochter van . Hij deed ze de aarde aanraken. Hij ontwijdde het koninkrijk en haar oversten.
3 Hij hakte, in de hitte van boosheid, elke hoorn van in stukken. Hij deed Zijn rechterhand achterwaarts terugkeren vanaf het aangezicht van de vijand. En Hij verteert in als een gloeiend vuur. Het verslindt rondom.
4 Hij boog Zijn boog als een vijand, Zijn rechterhand opstellend als benauwer. En Hij doodde al wat het oog begeert in de tent van de dochter van . Hij goot Zijn woede uit als vuur.
5 Mijn Heer werd als een vijand. Hij verzwolg . Hij verzwolg al haar burchten. Hij ruïneerde haar vestingen en Hij vermeerderde klacht en geklaag bij de dochter van .
6 En Hij werpt Zijn heg neer als in een tuin. Hij ruïneerde Zijn afgesproken feest. JAHWEH deed het afgesproken feest en de sabbat in vergeten. En Hij versmaadt in de verontwaardiging van Zijn boosheid koning en priester.
7 Mijn Heer heeft Zijn altaar van Zich af geworpen, Hij heeft Zijn heiligdom verloochend. Hij leverde de muren van haar burchten uit in de hand van de vijand. Zij gaven hun stem in het huis van JAHWEH, zoals op de dag van het afgesproken feest.
8 JAHWEH bedacht om de muur van de dochter van te ruïneren. Hij strekte het meetlint uit. Hij deed Zijn hand niet terugkeren vanaf het verzwelgen en Hij doet omwalling en muur treuren. Tezamen zijn zij krachteloos.
9 Haar poorten zonken weg in de aarde. Hij vernietigde en verbrak haar vergrendelingen. Haar koning en oversten zijn onder de naties. Er is geen wet. Ook haar profeten vinden geen visioen van JAHWEH.
10 Zij zitten op de aarde. De oudsten van de dochter van zijn stil. Zij doen losse aarde opgaan op hun hoofd, zij omgorden zich met rouwgewaden. De maagden van buigen hun hoofd naar de aarde.
11 Mijn ogen zijn uitgeput in tranen. Mijn inwendige delen borrelen. Mijn lever is uitgegoten op de aarde vanwege de gebrokenheid van de dochter van mijn volk, terwijl het kleine kind en de zuigeling bezwijkt op de pleinen van de ommuurde stad.
12 Zij zeggen tot hun moeders: Waar is het graan en de wijn?, terwijl zij bezwijken als dodelijk gewonde op de pleinen van de stad, terwijl hun ziel uitgegoten wordt op de boezem van hun moeders.
13 Wat zal ik tot jou getuigen? Waarmee zal ik jou vergelijken, dochter van ? Waaraan zal ik jou gelijkstellen en zal ik jou troosten, maagdelijke dochter van ? Want groot als de zee is jouw gebrokenheid! Wie zal jou genezen?
14 Jouw profeten nemen voor jou vruchteloosheid en onzin waar en zij onthullen niet over jouw verdorvenheid om jouw krijgsgevangenschap te doen terugkeren. Maar zij nemen voor jou lasten van vruchteloosheid en aansporingen waar.
15 Allen die op de weg passeren klappen in de handpalmen over jou. Zij sissen en zij bewegen hun hoofd heen en weer over de dochter van . Is dit de stad waarvan zij zeggen: Volmaakt van schoonheid, opgetogenheid voor heel de aarde?
16 Zij doen hun mond wijd open over jou, al jouw vijanden. Zij sissen en zij knarsen hun tanden. Zij zeggen: Wij verzwolgen hen! Ja, dit is de dag waarop wij hoopten. We vonden en wij zagen.
17 JAHWEH deed wat Hij beraamde, Hij voltooide Zijn gezegde dat Hij in vroeger dagen bepaalde. Hij sloopte en Hij spaarde niet. En Hij doet de vijand zich over jou verheugen. Hij verhoogt de hoorn van jouw benauwers.
18 Hun hart schreeuwt tot mijn Heer. Muur van de dochter van , doe tranen neerdalen als de waterloop, bij dag en bij nacht. Het moet niet zo zijn dat jij voor jouzelf een onderbreking maakt. Het moet niet zo zijn dat jij de dochter van jouw oog stil doet zijn.
19 Sta op! Doe een dringend beroep in de nacht, bij het begin van het nachtwaken. Giet jouw hart uit als water tegenover het aangezicht van mijn Heer. Hef naar Hem jouw handpalmen op voor de ziel van jouw kleine kinderen, die bezwijken in de hongersnood, aan het hoofd van alle straten.
20 Zie, JAHWEH, en kijk! Met wie handelt U zo streng? Indien vrouwen hun vrucht eten, kleine kinderen wiegend in hun armen? Indien priester en profeet in het heiligdom van mijn Heer gedood worden?
21 Zij liggen neer op de aarde, in de straten, knaap en oude man, mijn maagden en mijn uitgekozen jongemannen, zij vielen door het zwaard. U doodde in de dag van Uw boosheid. U slachtte, U spaarde niet.
22 U riep als in de dag van de afspraak mijn terugdeinzingen vanaf rondom. En in de dag van de boosheid van JAHWEH was er geen ontkomene en overlevende. Die ik wiegde in mijn armen en die ik deed vermeerderen, aan hen maakte mijn vijand een einde!
Terug naar de indexpagina
Naar Klaagliederen 3
|
|