|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Niet aan ons, JAHWEH, niet aan ons, maar geef heerlijkheid aan Uw Naam vanwege Uw vriendelijkheid, vanwege uw trouw.
2 Waarom zullen de naties zeggen: "Waar, alstublieft, is hun Elohim?"
3 Want onze Elohim is in de hemelen. Al wat Hij verlangt doet Hij!
4 Hun afgodsbeelden zijn van zilver en goud, het maaksel van de handen van een mens.
5 Ze hebben een mond, maar ze spreken niet; ze hebben ogen, maar ze zien niet;
6 ze hebben oren, maar ze horen niet; ze hebben een neus, maar ze ruiken niet;
7 ze hebben handen, maar ze voelen niet; ze hebben voeten, maar ze wandelen niet; ze mompelen niet door hun keel.
8 Zoals zij zullen hun makers zijn, elk die in hen vertrouwt.
9 , vertrouw op JAHWEH! Hij is hun Hulp en hun Schild.
10 Huis van , vertrouwt op JAHWEH! Hij is hun Hulp en hun Schild.
11 Die JAHWEH vrezen, vertrouwt op JAHWEH! Hij is hun Hulp en hun Schild.
12 JAHWEH denkt aan ons, Hij zal zegenen. Hij zal het huis van zegenen. Hij zal het huis van zegenen.
13 Hij zal zegenen die JAHWEH vrezen, de kleinen met de groten.
14 JAHWEH zal aan jullie toevoegen, aan jullie en aan jullie zonen.
15 Gezegend zijn jullie door JAHWEH, de Maker van de hemelen en de aarde.
16 De hemelen zijn de hemelen van JAHWEH, maar Hij gaf de aarde aan de zonen van de mens.
17 De doden zullen JAH niet lofprijzen, noch allen die afdalen in de stilte.
18 Maar wij, wij zullen JAH zegenen, vanaf nu tot aan de aion. Lofprijst Jah!
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 116
|
|