|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Een lied van de opgangen.
Vaak benauwden zij mij, vanaf mijn jeugd. Alstublieft, zal zeggen.
2 Vaak benauwden zij mij, vanaf mijn jeugd, hoewel zij niet de overhand over mij hebben.
3 Ploegers ploegden op mijn gebogen rug; zij maakten hun ploegvoren lang.
4 JAHWEH is rechtvaardig, Hij hakte de touwen van de slechten af.
5 Zij zullen beschaamd staan en zich achterwaarts afwenden, alle haters van .
6 Zij zullen zijn als het gras van de daken, dat opdroogt voorafgaand aan dat het zich ontplooit;
7 waarmee de oogster zijn handpalm niet vult, noch de schovenmaker zijn boezembuidel.
8 En zij die passeren zeggen niet: "De zegen van JAHWEH is voor jullie. Wij zegenen jullie in de Naam van JAHWEH."
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 130
|
|