|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Een lied van de opgangen.
Gedenk, JAHWEH, aangaande , al zijn vernederd worden,
2 hoe hij gezworen heeft aan JAHWEH, plechtig beloofde aan de Stoere van :
3 Indien ik kom in de tent van mijn huis, indien ik opga op het rustbed van mijn slaapplaatsen,
4 indien ik slaap geef aan mijn ogen, sluimering aan mijn oogleden,
5 tot ik een plaats zal vinden voor JAHWEH, verblijfplaatsen voor de Stoere van .
6 Aanschouw!, wij hoorden het in , wij vonden het in de velden van .
7 Wij zullen tot Zijn verblijfplaatsen komen; wij zullen aanbidden voor de voetenbank van Zijn voeten.
8 Sta op, JAHWEH, naar Uw rustplaats, U en de kist van Uw sterkte.
9 Uw priesters zullen gekleed zijn met rechtvaardigheid en Uw getrouwen zullen jubelen.
10 Omwille van , Uw dienaar, moet het niet zo zijn dat U het aangezicht van Uw gezalfde afkeert.
11 JAHWEH heeft de waarheid gezworen tot , Hij zal er niet van terugkeren: "Van de vrucht van jouw buik zal Ik iemand op jouw troon stellen.
12 Indien jouw zonen Mijn verbond in acht nemen en Mijn getuigenissen die Ik hen onderwijs, zullen hun zonen tot aan de toekomst zitten op jouw troon.
13 Want JAHWEH koos ; Hij hunkert naar haar als Zijn woonplaats.
14 Dit is Mijn rustplaats tot aan de toekomst; hier zal Ik wonen, want Ik hunker naar haar.
15 Haar proviand zal Ik zegenen, ja zegenen; haar behoeftigen zal Ik verzadigen met brood.
16 Haar priesters zal Ik bekleden met redding en haar getrouwen zullen jubelen, ja jubelen.
17 Daar zal Ik de hoorn voor doen ontspruiten. Ik zal een lamp rangschikken voor Mijn gezalfde.
18 Zijn vijanden zal Ik bekleden met schaamte, maar op hem zal zijn onderscheidingsteken bloesemen."
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 133
|
|