|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Voor de toezichthouder. Van de dienaar van JAHWEH, van , die de woorden van dit lied tot JAHWEH sprak in de dag dat JAHWEH hem redde uit de handpalm van zijn vijanden en uit de hand van . En hij zei: "Ik voel diepe passie voor U, JAHWEH, mijn Standvastigheid.
2 JAHWEH is mijn steile Rots en mijn Bergvesting en mijn Verlosser. Mijn El, mijn Rots, ik neem toevlucht in Hem, mijn Schild en Hoorn van mijn redding, mijn onneembare wijkplaats,
3 Die lofgeprezen wordt! Ik riep tot JAHWEH en ik werd van mijn vijanden gered.
4 Kabels van de dood omringen mij en de waterlopen van ontaardheid jagen mij schrik aan.
5 De kabels van het dodenrijk omringden mij, de valstrikken van de dood confronteerden mij.
6 In mijn benauwdheid riep ik tot JAHWEH. En tot mijn Elohim riep ik om hulp. Hij hoorde vanuit Zijn tempel mijn stem en mijn hulpgeroep kwam voor Zijn aangezicht in Zijn oren.
7 En de aarde zwierde en schudde en de fundamenten van de bergen werden verstoord en zij zwierden, want Hij was heet tegen hen.
8 Rook ging op in Zijn neusgaten en verslindend vuur uit Zijn mond. Gloeiend houtskool werd er door verteerd.
9 En Hij strekte de hemelen uit en daalde neer, en mistige donkerheid was onder Zijn voeten.
10 En Hij reed op een cherub en Hij vloog en Hij zweefde op de vleugels van de wind.
11 Hij stelde duisternis als Zijn verberging rondom Hem; Zijn hut was duisternis van wateren, dichte wolken van de luchten.
12 Vanuit de helderheid van Zijn voorkant passeerden Zijn dikke wolken, met hagel en vurige kolen.
13 En JAHWEH donderde in de hemelen en de Allerhoogste gaf Zijn stem met hagel en gloeiend houtskool van vuur.
14 En Hij zond Zijn pijlen en Hij verstrooide ze. En Hij vermeerderde bliksemflitsen en bracht hen in verwarring.
15 En buizen van water werden gezien en de fundamenten van de wereld werden onthuld, door Uw berisping, JAHWEH, door de adem van de wind uit Uw neusgaten.
16 Hij zond vanuit de hoogte. Hij nam mij en Hij verwijderde mij van vele wateren.
17 En Hij redde mij van mijn sterke vijand en mijn haters, want zij waren resoluut tegen mij.
18 Zij confronteerden mij in de dag van mijn ramp. En JAHWEH is mijn Steun.
19 En Hij deed mij uitgaan naar de wijde plaats. Hij bevrijdde mij, want Hij schiep behagen in mij.
20 JAHWEH vergold mij naar mijn rechtvaardigheid; naar de zuiverheid van mijn handen vergoedde Hij mij.
21 Want ik nam de wegen van JAHWEH in acht en ik was niet slecht tegen mijn Elohim.
22 Want al Zijn verordeningen zijn vóór mij geweest en Zijn statuten deed ik niet van mij weggaan.
23 En ik was onberispelijk voor Hem en ik bewaarde mij voor mijn verdorvenheid.
24 En JAHWEH vergoedde mij naar mijn rechtvaardigheid, naar de zuiverheid van mijn handen tegenover Zijn ogen.
25 Met de getrouwe betoonde U Uzelf getrouw, en met de machtige man van onberispelijkheid betoonde U Uzelf onberispelijk.
26 Met de gezuiverde betoonde U Uzelf zuiver, en met de verdraaide betoonde U Uzelf vernuftig.
27 Want U zal het nederige volk redden, en U zal de ogen omlaag brengen van die verhoogd zijn.
28 Want U doet mijn lamp oplichten, JAHWEH; mijn Elohim zal mijn duisternis helder maken.
29 Want in U zal ik rennen - een bende! En in mijn Elohim zal ik over een barricade springen.
30 De weg van de El is onberispelijk. Het gezegde van JAHWEH wordt gelouterd. Hij is een schild voor allen die in Hem toevlucht nemen.
31 Want is er enige Eloah, afgezien van JAHWEH en is enige Rots voor mij uitgezonderd onze Elohim?
32 De El is die mij omsnoert met dapperheid en Hij geeft onberispelijkheid op mijn weg.
33 Die mijn voeten doet rusten als de hinden en mij doet staan op mijn hoge plaatsen.
34 Hij onderwijst mijn handen voor de strijd, zodat mijn armen de koperen boog beheersen.
35 En U gaf mij het schild van Uw redding en Uw rechterhand versterkte mij en Uw nederigheid deed mij vermeerderen.
36 U maakte mijn stap ruim onder mij en mijn ledematen wankelden niet.
37 Ik achtervolgde mijn vijanden en ik haalde hen in en ik keerde niet terug totdat ik een einde aan hen had gemaakt.
38 Ik doorboorde hen en zij konden niet opstaan. Zij vielen onder mijn voeten.
39 En U snoerde mij aan met dapperheid voor de strijd. U deed die tegen mij opstaan onder mij neerbuigen.
40 En mijn vijanden? U gaf aan mij hun nek. En die mij haten? Ik wiste hen weg.
41 Ze riepen om hulp en er was redder. Zij riepen tot JAHWEH, maar Hij antwoordde hen niet.
42 En ik vergruizelde hen als losse aarde, voor het aangezicht van de wind; als modder van de straten maakte ik hen leeg.
43 U verloste mij van de twisten van het volk. U plaatste mij aan het hoofd van de naties. Een volk dat ik niet kende dient mij.
44 Zodra het oor hoort luisteren ze naar mij. De zonen van de uitheemse huichelen voor mij.
45 De zonen van de uitheemse vallen uiteen en krimpen ineen in hun omsloten ruimten.
46 JAHWEH leeft! En gezegend is mijn Rots. En de Elohim van mijn redding zal verhoogd worden.
47 Hij is de El Die voor mij wraaknemingen geeft en Hij spreekt volken onder mij.
48 Hij is het Die mij deed verlossen van mijn vijanden. Inderdaad, van die tegen mij opstonden verhoogde U mij, van de man van geweld redde U mij uit.
49 Daarom zal ik U toejuichen onder de naties, JAHWEH, en op Uw Naam zal ik musiceren.
50 Hij is het Die de reddingen van Zijn koning groot maakt en getrouwheid doet aan Zijn gezalfde, aan , en aan zijn zaad, tot aan de aion."
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 19
|
|