|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Van . Een overweging.
Gelukkig is hij wiens overtreding weggeheven is, wiens zonde overdekt is!
2 Gelukkig is de mens aan wie JAHWEH zijn verdorvenheid niet toerekent en in wiens geest geen bedrog is.
3 Toen ik mij stil hield vielen mijn botten uiteen door mijn gebrul, heel de dag.
4 Want overdag en 's nachts is Uw hand zwaar op mij; mijn frisheid is omgekeerd in zomerdroogte. .
5 Ik erken U mijn zonde en mijn verdorvenheid bedek ik niet. Ik zei: "Ik zal mijn overtredingen belijden aan JAHWEH." En U, U hief de verdorvenheid van mijn zonde weg. .
6 Vanwege dit zal elke getrouwe tot U bidden in een tijd van bevinden. Zeker, bij de overstroming van vele wateren zullen zij hem niet bereiken.
7 U bent voor mij een bergplaats. Uit een benauwde positie zal U mij bewaren. Met jubelliederen van verlossing zal U mij omringen. Sela.
8 U zei: Ik zal jou doen overpeinzen en Ik zal jou onderrichten op deze weg die jij zal gaan. Ik zal jou raad geven. Mijn oog is op jou.
9 Het moet niet zo zijn dat jullie zijn als een paard, als een muildier, waarin geen verstand is. Met bit en toom, hun sieraad, moeten ze gestuurd worden, anders komen ze helemaal niet naar jou toe.
10 Vele zijn de pijnen voor de slechte, maar voor die op JAHWEH vertrouwt zal vriendelijkheid hem omringen.
11 Verheugt je in JAHWEH en jubelt uitbundig, rechtvaardigen! En jubelt, allen die oprecht van hart zijn!
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 33
|
|