|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Voor de toezichthouder. Voor . Een ische psalm.
Ik zei: "Ik zal mijn wegen behoeden voor zondigen door mijn tong. Ik zal mijn mond met een muilband behoeden, zolang de slechte nog voor mij is.
2 Ik was verstomd in stilte, ik zweeg van het goede, maar mijn pijn werd aangewakkerd.
3 Mijn hart was warm binnenin mij, in mijn alleenspraak verteerde een vuur. Ik sprak met mijn tong.
4 JAHWEH, maak mij mijn einde bekend en wat de maat van mijn dagen is, zodat ik zal weten hoe ik zal afleggen.
5 Aanschouw!, U gaf mij dagen als handbreedten en mijn kortstondigheid is als niets vóór U. Ja, elke mens, zich opstellend, is helemaal een vluchtige ademtocht. .
6 Ja, een man wandelt als in een beeld. Ja, zij maken zinloos rumoer. Hij hoopt op en hij weet niet wie ze inzamelt.
7 En nu, wat hoop ik, mijn Heer? Mijn verwachting is op U!
8 Red mij uit van al mijn overtredingen. Het moet niet zo zijn dat U mij plaatst in de smaad van de ontaarde.
9 Ik ben verstomd, ik zal mijn mond niet openen, want U, U deed het.
10 Neem Uw aanraking van mij weg. Ik ben uitgeput van het aanporren van Uw hand.
11 U disciplineert een man met correcties op verdorvenheid en U doet smelten als het begeerde van de mot. Ja, elke mens is een vluchtige ademtocht. .
12 Hoor mijn gebed, JAHWEH, en mijn hulpgeroep. Geef gehoor aan mijn traan. Het moet niet zo zijn dat U doof bent, want ik ben een tijdelijke verblijver bij U, een gast, zoals al mijn vaders.
13 Wend Uw blik van mij af, dan zal ik glimlachen, voordat ik zal gaan en ik er niet meer ben."
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 40
|
|