|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Voor de toezichthouder. Het moet niet zo zijn dat U te gronde richt. Een inscriptie van .
O, echt, stommen, spreken jullie rechtvaardigheid, spreken jullie recht in rechtheid, zonen van de mens?
2 Inderdaad, in het hart verrichten jullie onrechtvaardigheden, op de aarde dienen jullie het geweld van jullie handen toe.
3 De slechten zijn vervreemd vanaf de baarmoeder, de leugensprekers dwalen af vanaf de buik.
4 Hun gif lijkt op het gif van de slang, als een dove cobra die zijn oor samentrekt,
5 die niet luistert naar het geluid van fluisteraars, een wijze die betoveringen betovert.
6 Elohim, sloop hun tanden in hun mond, breek de hoektanden van de beschutte leeuwen af, JAHWEH!
7 Zij zijn verwerpelijk als wateren die tot henzelf wegvloeien. Hij zal zijn pijlen buigen, zoals zij afgeknipt worden;
8 als een naaktslak die smelt als hij voortgaat, als de misgeboorte van een vrouw zullen zij helemaal geen zon waarnemen.
9 Voordat jullie potten de doornstruik beschouwen, als levend groen, als de hitte waait hij weg in een orkaan.
10 De rechtvaardige zal zich verheugen wanneer hij wraak waarneemt. Hij zal zijn voetstappen baden in het bloed van de slechte.
11 En de mens zal zeggen: "Ja, er is vrucht voor de rechtvaardige; ja, er is een Elohim op de aarde die oordeelt!"
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 59
|
|