|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Voor de toezichthouder. Op: een anemoon van een getuigenis. Een inscriptie van , om te onderwijzen bij het vernielen van en en terugkeerde en hij neersloeg in het Zoutravijn, twaalf duizend.
Elohim, U werpt ons van U af, U brak op ons door, U was boos, U keerde terug tot ons.
2 U deed de aarde schudden. U spleet haar open. Heel haar breuken, want ze gleed uit.
3 U deed Uw volk hardheid zien, U deed ons wijn drinken die doet beven.
4 U gaf voor die U vrezen een vaandel om te vluchten voor het aangezicht van de juistheid. .
5 Red, opdat Uw geliefden bevrijd zullen worden, met Uw rechterhand en antwoord mij!
6 Elohim sprak in Zijn heiligheid. Ik zal vrolijk zijn; ik zal zeker opdelen en de vallei van zal ik opmeten.
7 is voor mij en is voor mij. En is het bolwerk van mijn hoofd; is mijn statuutmaker.
8 is de pot van mijn wassen. Op zal ik mijn sandaal gooien. Juich vanwege mij, !
9 Wie zal mij begeleiden naar de stad van belegeringsverdediging? Wie gidst mij tot aan ?
10 Bent U het niet, Elohim, Die ons van U af wierp? En zal U, Elohim, niet uitgaan met onze legers?
11 Verleen ons hulp uit benauwdheid, want de redding door een mens is vruchteloos.
12 In Elohim zullen wij dapperheid doen en Hij, Hij zal onze benauwers vertrappen.
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 61
|
|