|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Voor de toezichthouder. Op: Anemonen. Van .
Red mij, Elohim, want wateren komen tot aan mijn ziel.
2 Ik zink in het slijk van een moeras en er is geen standplaats. Ik kom in de diepte van wateren en de deining overspoelt mij.
3 Ik ben vermoeid door al mijn roepen, mijn keel is verhit. Mijn ogen zijn uitgeput, wachtend op mijn Elohim.
4 Mijn haters zijn talrijker dan de haren van mijn hoofd, zonder reden. Die mij doen wegwissen zijn aanzienlijk, mijn vijanden handelen vals. Moet ik dan terugbrengen wat ik niet roofde?
5 Elohim, U kent mijn dwaasheid, en mijn schuldige daden worden door U niet onderdrukt.
6 Het moet niet zo zijn dat die op U hopen door mij beschaamd worden, mijn Heer, JAHWEH van legermachten. Het moet niet zo zijn dat die U zoeken door mij rood van schaamte worden, Elohim van .
7 Want vanwege U draag ik smaad, bedenkt schaamrood mijn aangezicht.
8 Ik ben een vervreemde voor mijn broeders en een uitheemse voor de zonen van mijn moeder.
9 Want de ijver van Uw huis verslindt mij. En de smaadwoorden van die U smaden vallen op mij.
10 En ik huil bij het vasten van mijn ziel en het wordt tot smaad tegen mij.
11 En ik maak mijn kleding uit een rouwgewaad en ik ben voor hen tot een spreekwoord.
12 Die in de poort zitten kletsen over mij en die sterke drank drinken maken de muzikale begeleidingen.
13 En ik, mijn gebed is tot U, JAHWEH, een tijd van welbehagen, Elohim, in de veelheid van Uw vriendelijkheid. Antwoord mij naar de trouw van Uw redding!
14 Red mij uit de modder! Het moet niet zo zijn dat ik zink. Ik zal gered worden van mijn haters en uit de diepten van de wateren.
15 Het moet niet zo zijn dat de deining van water mij overspoelt, en het moet niet zo zijn dat het moeras mij verzwelgt, en het moet niet zo zijn dat een put haar mond over mij sluit.
16 Antwoord mij, JAHWEH, want Uw vriendelijkheid is goed. Wend U om naar mij naar de veelheid van Uw mededogen.
17 En het moet niet zo zijn dat U Uw aangezicht verbergt voor Uw dienaar, want hij is benard. Haast U tot mij! Antwoord mij!
18 Nader tot mijn ziel en los haar schuld in. Koop mij vrij omwille van mijn vijanden.
19 U, U kent mijn smaad en mijn schaamte en mijn schaamrood. Vóór U zijn al mijn benauwers.
20 Smaad brak mijn hart en ik voel mijn sterfelijkheid; en ik hoop op meeleven en er is niemand. En op troosters maar ik vind ze niet.
21 En in mijn maaltijd geven zij mij vergif en voor mijn dorst doen zij mij azijn drinken.
22 Hun tafel zal voor hun aangezichten tot een strik worden en tot terugbetalingen en tot een valstrik.
23 Hun ogen zullen donker worden, om niet te zien, en doe hun taille voortdurend wankelen.
24 Giet over hen Uw verontwaardiging uit en laat de hitte van Uw boosheid hen inhalen.
25 Hun vaste verblijfplaats zal troosteloos worden. Het moet niet zo zijn dat iemand in hun tenten woont.
26 Want U - zij achtervolgen die U heeft neergeslagen en zij verhalen over de pijn van hen die U verwondde.
27 Geef verdorvenheid over hun verdorvenheid en het moet niet zo zijn dat zij komen in Uw rechtvaardigheid.
28 Zij zullen uitgewist worden uit de boekrol van het leven en het moet niet zo zijn dat zij geschreven worden bij de rechtvaardigen.
29 En ik ben nederig en heb pijn. Uw redding, Elohim, zal mij onneembaar maken.
30 Ik zal de Naam van Elohim lofprijzen in een lied en ik zal Hem groot maken met toejuiching.
31 En het zal beter zijn voor JAHWEH dan een stier, een jonge stier, met horens en met hoeven.
32 Nederigen zien; die ernstig naar Elohim zoeken zullen zich verheugen; en jullie hart zal leven!
33 Want het is JAHWEH Die luistert naar behoeftigen en Hij veracht Zijn gevangenen niet.
34 De hemelen en de aarde zullen Hem prijzen, de zeeën en al wat in hen beweegt.
35 Want Elohim zal redden en Hij zal de steden van bouwen en zij zullen daar wonen en zij zullen haar pachten.
36 En het zaad van Zijn dienaren zal het ontvangen als haar lotbezit en die Zijn Naam liefhebben zullen in haar verblijven.
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 70
|
|