|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Een overweging van .
Geef gehoor, mijn volk, naar mijn wet, strek jullie oor uit naar de gezegden van mijn mond.
2 Ik zal mijn mond openen met een spreekwoord, ik zal raadsels van vroeger uitspreken,
3 die wij hoorden en die wij kenden, want onze vaders verhaalden ze tot ons.
4 Wij zullen ze niet onderdrukken voor hun zonen, aan de generaties daarna de lofprijzingen van JAHWEH verhalend en van Zijn sterkte en Zijn wonderbaarlijke werken die Hij deed.
5 En Hij richtte een getuigenis op in en in plaatste Hij een wet, die Hij als instructie gaf aan onze vaders om ze bekend te maken aan hun zonen,
6 opdat de generatie daarna het zal weten. Zonen zullen geboren worden. Zij zullen opstaan, zij zullen het verhalen aan hun zonen.
7 En zij zullen in Elohim hun toeverlaat plaatsen en zij zullen de activiteiten van El niet vergeten en Zijn instructies zullen zij bewaren.
8 En zij zullen niet zijn als hun vaders, een koppig en rebellerend zijnde generatie, een generatie die zijn hart niet vestigde en van wie de geest niet trouw was aan El.
9 De zonen van , gewapende heffers van de boog, keerden om in de dag van de aanval.
10 Zij bewaarden het verbond van Elohim niet en zij weigerden te gaan naar Zijn wet.
11 En zij vergaten Zijn activiteiten en Zijn wonderbaarlijke werken die Hij hen toonde.
12 Voor de ogen van hun vaders deed Hij een wonderbaarlijkheid in het land van , in het veld van .
13 Hij spleet de zee en Hij deed hen oversteken en Hij deed de wateren zich opstellen als een waterhoos.
14 En Hij gidste hen overdag in de wolk en heel de nacht in een licht van vuur.
15 Hij spleet de rotsen in de wildernis en Hij gaf hen te drinken, als uit immense waterdiepten.
16 En Hij deed vloeden uitgaan uit een steile rots en Hij deed water neerdalen als rivieren.
17 Maar zij gingen voort met zondigen tegen Hem, met rebelleren tegen de Allerhoogste in de dorre plaats.
18 En zij beproefden El in hun hart door voedsel te vragen voor hun ziel.
19 En zij spraken tegen Elohim. Zij zeiden: "Kan El een tafel rangschikken in de wildernis?
20 Aanschouw! Hij sloeg een rots en wateren gutsten er uit en waterlopen stroomden over. Maar kan Hij ook brood geven of zal Hij vlees bereiden voor Zijn volk?"
21 Daarom hoorde JAHWEH en Hij ontstak in woede en een vuur ontbrandde in en ook ging boosheid op tegen .
22 Want zij geloofden niet in Elohim en zij vertrouwden niet in Zijn redding.
23 En Hij gaf de luchten instructies vanaf boven en Hij opende de dubbele deuren van de hemelen.
24 En Hij deed manna op hen regenen om te eten en Hij gaf hen graan van de hemelen.
25 Een ieder at brood van de stoeren. Hij zond aan hen proviand, tot verzadiging.
26 Hij deed een oostenwind reizen in de hemelen en door Zijn sterkte dreef Hij de zuidenwind voort.
27 En Hij deed op hen vlees regenen als de losse aarde en wat vliegt met een vleugel als het zand van de zeeën.
28 En Hij deed hen neervallen, midden in Zijn legerplaats, rondom Zijn verblijfplaatsen.
29 En zij aten en zij werden uitermate verzadigd en Hij bracht hen hun hunkering.
30 Zij waren niet vervreemd van hun hunkering; hun voedsel was nog in hun mond
31 toen de boosheid van Elohim op ging tegen hen en Hij de welgedanen van hen doodde en Hij de uitgekozenen van deed neerbuigen.
32 Ondanks dit alles zondigden zij nog en geloofden zij niet in Zijn wonderbaarlijke werken.
33 Daarom beëindigde Hij hun dagen in zinloosheid en hun jaren in paniek.
34 Wanneer Hij hen doodde, dan zochten zij Hem ernstig en keerden zij terug en zochten zij El vroeg.
35 En zij gedachten dat Elohim hun Rots is, en El, de Allerhoogste, hun schuld inlossende Verwant.
36 En zij verlokten Hem met hun mond en zij logen tot Hem met hun tong.
37 En hun hart was niet bij Hem gevestigd en zij waren niet trouw aan Zijn verbond.
38 Maar Hij had mededogen. Hij maakte een beschutting voor verdorvenheid en Hij bracht geen verderf. En Hij vermeerderde om Zijn boosheid te doen terugkeren en Hij maakte niet al Zijn woede wakker.
39 En Hij gedacht dat zij vlees zijn, een wind die gaat en niet terugkeert.
40 Hoe vaak weerstonden zij Hem in de wildernis! Zij griefden Hem in de troosteloosheid.
41 En zij keerden terug en zij beproefden El en zij markeerden de Heilige van .
42 Zij gedachten niet Zijn hand, de dag dat Hij hen vrijkocht van de benauwer,
43 Zijn tekenen, die Hij plaatste in , en Zijn wonderen, in het veld van .
44 En Hij keerde hun waterwegen om tot bloed en zij dronken helemaal niet van hun stromen.
45 Hij zond onder hen een mengelmoes van vliegen, die hen verslond, en kikkers, die hen ruïneerden.
46 En Hij gaf hun gewassen over aan de kever en hun arbeid aan de sprinkhaan.
47 Hij doodde hun wijnstok met de hagel en hun moerbeibomen door de ijzel.
48 En Hij leverde hun veestapel uit aan de hagel en hun veebezit aan de siroccos*1).
49 En Hij zond onder hen de hitte van Zijn boosheid, razernij en verontwaardiging, een zending van boodschappers van kwaden.
50 Hij baant een spoor voor Zijn boosheid. Hij hield hun ziel niet terug van de dood, en hun leven leverde Hij uit aan de pest.
51 En Hij sloeg elke eerstgeborene in neer, het begin van viriliteit in de tenten van .
52 En Hij deed Zijn volk reizen als een kudde kleinvee en Hij leidde hen als een bijeengedreven kudde in de wildernis.
53 En Hij gidste hen met vertrouwen en zij waren niet bang, en de zee bedekte hun vijanden!
54 En Hij bracht hen naar het grondgebied van Zijn heiligheid. Zijn rechterhand verwierf dit gebergte.
55 En Hij verdreef naties voor hun aangezicht. En Hij deed hen het lot werpen, volgens de touwlijn van het lotbezit, en Hij deed de stammen van verblijven in hun tenten.
56 En zij beproefden en zij rebelleerden tegen Elohim, de Allerhoogste, en zij bewaarden Zijn getuigenissen niet.
57 En zij wendden zich af en zij handelden verraderlijk, zoals hun vaders. Ze werden krom getrokken als een boog van bedrieglijkheid.
58 En zij tergden Hem in hun hoge plaatsen en zij maakten Hem jaloers met hun beeldsnijwerken.
59 Elohim hoorde het en Hij ontstak in woede en Hij verwierp uitermate.
60 En Hij liet de verblijfplaats in , de tent waarin Hij onder de mensheid verbleef.
61 En Hij gaf Zijn sterkte in krijgsgevangenschap en Zijn schoonheid in de hand van de benauwer.
62 En Hij leverde Zijn volk uit aan het zwaard en Hij ontstak in woede tegen Zijn lotbezit.
63 Vuur verslond hun uitgelezen jongemannen en hun maagden werden niet bezongen.
64 Hun priesters vielen in het zwaard en hun weduwen huilden niet.
65 En mijn Heer ontwaakte als een slapende, als een machtige man die jubelt van de wijn.
66 En Hij sloeg Zijn benauwers achterwaarts. Hij gaf hen de smaad van de aion.
67 En Hij verwierp de tent van en de stam van koos Hij niet.
68 Maar Hij koos de stam van , de berg , die Hij liefheeft.
69 En Hij bouwde Zijn heiligdom als de hoge hemelen. Als de aarde fundeerde Hij haar tot de aion.
70 En Hij koos in Zijn dienaar, en Hij nam hem weg van de schaapskooien van het kleinvee.
71 Van achter zogenden bracht Hij hem om , Zijn volk, te weiden, en , Zijn lotbezit.
72 En hij weidde hen naar de integriteit van zijn hart, en door het begrip van zijn handen gidste hij hen.
1 - Sirocco, een droge woestijnwind
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 79
|
|