|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Gaat! Wij zullen jubelen voor JAHWEH, wij zullen juichen tot de Rots van onze redding!
2 Wij zullen vóór Zijn aangezicht gaan met toejuiching; met melodieën zullen wij tot Hem juichen.
3 Want JAHWEH is de grote El en de grote Koning over alle elohim,
4 in Wiens hand de verre diepten van de aarde zijn, en de spitsen van de bergen zijn van Hem,
5 van Wie de zee is, want Hij, Hij maakte die, en Zijn handen gaven het droge vorm.
6 Komt, wij zullen aanbidden en ons buigen; wij zullen knielen voor het aangezicht van JAHWEH, onze Maker.
7 Want Hij is onze Elohim en wij zijn het volk van Zijn weide en het kleinvee van Zijn hand, vandaag, indien jullie Zijn stem horen.
8 Het moet niet zo zijn dat jullie je hart verharden, zoals bij , zoals in de dag van , in de wildernis,
9 waarin jullie vaders Mij beproefden en zij Mij toetsten, hoewel zij Mijn tot stand brenging zagen.
10 Veertig jaren had Ik een afkeer van deze generatie en Ik zei: "Zij zijn een volk dat afdwaalt met het hart." En zij kenden Mijn wegen niet.
11 Daarom zweer Ik in Mijn boosheid dat zij niet komen tot Mijn rustplaats!
Terug naar de indexpagina
Naar Psalm 96
|
|