|
(Ga met de muis op een versverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam dan ziet u de betekenis)
1 Wee de rebellerende en de bezoedelde, de tiranniserende stad!
2 Ze luistert niet naar een stem, ze neemt geen disciplinering aan. In JAHWEH vertrouwt ze niet, tot haar Elohim nadert zij niet.
3 Haar oversten in haar midden zijn brullende leeuwen, haar rechters zijn avondwolven. Zij kluiven niet af tot de ochtend.
4 Haar profeten zijn roekeloos, mannen van verraderlijkheden. Haar priesters ontwijden de heilige plaats. Zij doen de wet geweld aan.
5 JAHWEH is rechtvaardig in haar midden, Hij doet geen onrechtvaardigheid. Ochtend na ochtend geeft Hij Zijn oordeel. Bij het licht faalt Hij niet, maar de onrechtvaardige kent geen schaamte.
6 Ik snijd naties af, hun hoektorens worden troosteloos gemaakt. Ik maak hun straten verlaten, zonder een passerende. Hun steden worden opzettelijk vernield, zonder een man, zonder dat er een inwoner is.
7 Ik zei: Ja, jij zal Mij vrezen. jij zal disciplinering aannemen, dan zal haar behuizing niet worden afgesneden, alles wat Ik over haar had opgemerkt. Toch zijn zij vroeg opgestaan en maakten zij al hun praktijken corrupt.
8 Talmt daarom om Mij, zegt JAHWEH met nadruk, tot de dag van Mijn opstaan tot prooi. Want Mijn oordeel is om de naties te verzamelen, om koninkrijken bijeen te roepen, om op hen Mijn verontwaardiging uit te gieten, alle hitte van Mijn boosheid, want in het vuur van Mijn jaloersheid zal heel de aarde verslonden worden.
9 Want dan zal Ik de volken transformeren tot een zuivere lip, om hen allen te roepen in de naam van JAHWEH, om Hem te dienen met één schouderblad.
10 Vanaf de overkant tot de rivieren van zullen Mijn dringende verzoekers, dochter van Mijn verstrooiden, Mijn erkenningsgeschenk halen.
11 In die dag zal jij niet beschaamd staan vanwege al jouw praktijken die jij tegen Mij overtrad. Want dan zal Ik uit jouw midden de pretmakers van jouw trots wegnemen en jij zal niet meer voortgaan met hoogmoedig te zijn op de berg van Mijn heiligheid.
12 Ik zal een nederig en arm volk doen overblijven in jouw midden en zij nemen een toevlucht in de naam van JAHWEH.
13 Het overblijfsel van zal geen onrechtvaardigheid doen en zij zullen geen leugen spreken en er zal in hun mond geen tong van bedrieglijkheid gevonden worden, want zij zullen grazen en neerliggen en er is niets dat doet beven.
14 Jubel, dochter van , juichm ! Verheug je en wees vrolijk met heel jouw hart, dochter van .
15 JAHWEH neemt jouw oordelen weg. Hij doet jouw vijand omwenden. De Koning van , JAHWEH, is in jouw midden. Jij zal het kwaad niet meer vrezen.
16 In die dag zal tot gezegd worden: Het moet niet zo zijn dat jij vreest, ! Het moet niet zo zijn dat jouw handen verslappen.
17 JAHWEH, jouw Elohim, de Machtige, is in jouw midden; Hij zal redden, Hij zal uitgetogen zijn over jou in vreugde. Hij zal zich stil houden in Zijn liefde. Hij zal met gejubel uitbundig over jou jubelen.
18 Die gekweld worden vanaf de afgesproken samenkomst zal Ik verzamelen. Zij zijn van jou. De smaad is een last op haar.
19 Aanschouw!, Ik doe met allen die jou doen vernederen in die tijd. En Ik red de kreupel lopende en de verdrevene zal Ik bijeen roepen, en Ik plaats hen tot lofprijzing en tot een naam in heel de aarde van hun schaamte.
20 In die tijd zal Ik jullie binnen brengen en in de tijd van Mijn bijeen roepen van jullie, want Ik zal aan jullie een naam geven en tot lofprijzing onder alle volken van de aarde, wanneer Ik jullie krijgsgevangenschap omkeer voor jullie ogen, zegt JAHWEH.
Terug naar de indexpagina
|
|