|
(Ga met de muis op een tekstverwijzing staan, dan ziet u de tekst, of op een groene naam, dan ziet u de betekenis)
1 Ook deze zijn spreekwoorden van , die de mannen van , koning van , overschreven.
2 Het is de heerlijkheid van Elohim een zaak te verbergen en de heerlijkheid van koningen een zaak te onderzoeken,
3 de hemelen voor hoogte en de aarde voor diepte. En het hart van koningen kent geen peiling.
4 Voer het metaalschuim van zilver af en een voorwerp zal uitgaan tot de edelsmid.
5 Voer de slechte af voor het aangezicht van een koning en zijn troon zal gevestigd worden in rechtvaardigheid.
6 Het moet niet zo zijn dat jij jezelf eert voor het aangezicht van de koning en het moet niet zo zijn dat jij jezelf installeert in de plaats van groten.
7 Want het is beter dat men tot jou zegt: "Kom op, hierheen," dan dat jij omlaag gebracht wordt voor het aangezicht van de vooraanstaande. Wat jouw ogen zagen,
8 het moet niet zo zijn dat jij haastig uitgaat om een rechtszaak te voeren. Wat zal jij doen in haar laatste, wanneer jouw naaste jou rood van schaamte maakt?
9 Voer jouw rechtszaak met jouw naaste, maar het moet niet zo zijn dat jij het overleg van een ander onthult,
10 opdat niet die het hoort jou in verlegenheid brengt wanneer jouw geroddel niet terugkeert.
11 Abrikozen van goud in afbeeldingen van zilver is een woord dat vanwege zijn treffendheid gesproken wordt!
12 Een hanger van goud en een oorknopje van gewaarmerkt goud is de corrigeerder van een wijze man, voor het oor van iemand die luistert.
13 Zoals de koelte van sneeuw in de dag van de oogst is een betrouwbare zaakgelastigde voor die hem zenden, want hij herstelt de ziel van zijn heren.
14 Dampen en wind terwijl er geen stortbui is, zijn als een man die zich beroemt in een gave van onwaarheid.
15 In traagheid van boosheid wordt een aanvoerder verlokt en een tedere tong kan een rib breken.
16 Wanneer jij honing vindt, eet wat voor jou voldoende is, opdat jij er niet van verzadigd wordt en jij het uitbraakt.
17 Maak jouw voet kostbaar in het huis van jouw naaste, opdat hij van jouw niet verzadigd wordt en hij jou haat.
18 Een moker en een zwaard en een gewette pijl, zo is een man die zijn naaste antwoordt met een getuigenis van onwaarheid.
19 Een ondeugdelijke tand en een wankelende voet zijn als vertrouwen in een verraderlijke in een dag van benauwdheid.
20 Die zich ontdoet van een mantel in een koude dag is als azijn op soda en die liederen zingt tot het hart van een bekommerde.
21 Indien jouw hater hongerig is, geef hem brood te eten en indien hij dorstig is, geef hem water te drinken,
22 want jij zal gloeiende houtskool op zijn hoofd deponeren en JAHWEH zal het jou terugbetalen.
23 De wind van het noorden brengt de barensweeën van de stortbui en een verborgen tong dreigende aangezichten.
24 Het is beter te wonen op de hoek van het dak, dan te delen met een vrouw van ruzie in een huis van partnerschap.
25 Gelijk zijn koud water op een flauwvallende ziel en een goed bericht vanaf een ver land.
26 Een vervuilde springbron en een geruïneerde fontein, zo is een rechtvaardige die uitglijdt voor het aangezicht van een slechte.
27 Veel honing eten is niet goed, maar een onderzoek naar hun heerlijkheid brengt heerlijkheid.
28 Een bres geslagen stad waar geen muur is, zo is een man in wiens geest geen beteugeling is.
Terug naar de indexpagina
Naar Spreuken 26
|
|